Feodale status quo
Menige Brit heeft nog op school geleerd, dat Rutland de kleinste provincie van het land was. Verder trok dit gebied, niet groter dan de Noordoostpolder, en bevolkt door enkele duizenden uiterst rustieke en conservatieve plattelanders, doorgaans op geen enkele wijze de aandacht. In 1960 stelde een regeringscommissie echter voor, om de onafhankelijke status van Rutland op te heffen en de provincie te verdelen tussen de aangrenzende gewesten Leicestershire en Lincolnshire. Londen achtte de sociale voorzieningen in Rutland onvoldoende en meende dat men nimmer op eigen kracht aan de eisen van de moderne tijd zou kunnen voldoen. Er was in Rutland bijvoorbeeld geen enkele vorm van opvang voor geestelijk gestoorden. Er was niet eens een eigen brandweer. Bij brand moest men in allerijl vrijwilligers achter de koeien vandaan trommelen. De bevolking van Rutland kwam dertig jaar geleden, tot verbijstering en vertedering van de natie, fel tegen dit administratieve voornemen in opstand. Onder leiding van de oude feodale landadel, die een groot deel van de grond bezat, en een aantal welbespraakte dorpsnotabelen, werden openbare vergaderingen belegd en werd de landelijke pers bespeeld. Er kwamen een comité en een steunfonds. Uit de verste hoeken van het voormalige Britse Rijk stroomden de adhesiebetuigingen binnen. Het parlementslid Lewis dreigde de Verenigde Naties in te zullen schakelen. Oud-officieren voerden op de dorpspleinen het woord. Dat er geen opvang voor geestelijk gestoorden was, was zo gek nog niet. In een gezonde, hardwerkende omgeving als Rutland waren immers helemaal geen geestelijk gestoorden. Een opdeling van de provincie, zo klonk het, zou rampzalige gevolgen hebben. Goed, Rutland was klein. Maar was het atoom dat niet ook? En wist men niet wat er gebeurd was toen men dat splitste? De publiciteitscampagne sloeg aan en, wat zeker niet minder belangrijk was, de notabelen van de provincie verrichtten enig vakkundig lobbywerk bij de eigen
conservatieve regering. Hierna besloot de minister het advies van zijn commissie naast zich neer te leggen. Rutland was gered. Onder het mom van het beschermen van de lokale democratie, werd in feite een feodale status-quo gehandhaafd. Maar het was wel een levenswijze die de meeste Rutlanders aanstond. Ruim een decennium later, in 1974, werd een landelijke administratieve herindeling doorgevoerd, waardoor elf provincies, waaronder Rutland, werden opgeheven. Het geschiedde geruisloos en van protest was nauwelijks sprake. Hoe dat kon? Het schitterende boek A Place In The Country (Michael Joseph, 180 p., f 67,85), van Nigel Duckers (tekst) en Huw Davies (foto's), geeft onder andere op die vraag een antwoord. Rutland is in een korte tijd haar ziel kwijtgeraakt. In 1974 was de achttiende eeuw ineens voorbij. Er woonden forensen in de dorpen. Cottages die in 1960 voor nog geen vijftig pond werden verkocht - waarbij de opgetogen verkoper zich dan nog hoofdschuddend verwonderde om zoveel onnozelheid bij die stadsmensen - waren gewilde objecten geworden voor bewoning en speculatie. De tijd heeft Rutland razendsnel ingehaald. Progressieve import-dorpelingen maken er nu bezwaar tegen het soort toneelopvoeringen waarin, jaar in jaar uit, in alle argeloosheid, vrolijke domme toneelnegertjes deel van het vertier vormden. De zedenmeesters van het feminisme waken inmiddels tegen seksistische smetten in het sufferdje. Graaf Gainsborough, een verlichte doch weinig vooruitstrevende landheer die vroeger bijna iedereen van naam en bijnaam kende, komt nu op zijn wandelingen voornamelijk vreemden tegen. Zijn invloed en gezag taanden navenant. Duckers en Davies legden het voormalige Rutland vast aan het eind van de jaren tachtig. Het is een wonderschoon document. De licht nostalgische, maar goed afgewogen tekst wordt aangevuld met welsprekende foto's van de Rutlanders, de oude en de nieuwe. Het zijn portretten waarbij een ieder is omringd door wat voor
hem of haar mooi en belangrijk is: de omgeving waarin men zich thuisvoelt en waar men trots op is. De nieuwe rijke in zijn indoor-zwembad, compleet met kunstschaap, plastic flora en opblaasbare drijvende bananen. De geuniformeerde luchtmachtofficier aan een glimmende tafel tussen de vlaggen, het blinkende kristal en de trofeeën, waartoe we ook zeker zijn bewonderende vrouw mogen rekenen. De oude boerenknecht, in een fauteuil waar de vellen aanhangen, tussen de aangekoekte pannetjes, de oude kranten, het schimmelend behang en het opengeslagen bed dat aan de vlekken te zien niet wekelijks wordt verschoond. Het bejaarde echtpaar tussen de liefdevol onderhouden bloemperken. De doof geworden jager met zijn hond.
NM