Telepathie
Freud, een typische vertegenwoordiger van de fin-de-siècle-cultuur, was een totaal andere onderzoeker en probeerde in de eerste plaats een strenge positivist te zijn, voor wie wetenschap alles was en voor wie religieus gevoel of mystiek niets betekende. Dat wil absoluut niet zeggen dat religie, mystiek of een of andere vorm van irrationalisme hem als onderzoeker niet interesseerde. Zijn overtuiging was dat de mens in de eerste plaats een irrationeel wezen was, voortgedreven door erotische en andere onbestemde verlangens. Zijn psychoanalyse was een poging die irrationaliteit zo systematisch mogelijk in kaart te brengen. Hij wist veel beter dan vele anderen dat hij daarbij een glibberige weg bewandelde en het gevaar liep in het moeras van het occultisme terecht te komen. Dat is bijvoorbeeld heel goed te zien aan het verschil in houding van Freud en Van Eeden ten opzichte van telepathie in dromen. Eerder dan Freud experimenteerde Van Eeden daarmee, schreef hij erover en neigde hij ertoe in telepathische dromen te geloven. Freud is veel sceptischer. Pas in 1922, vele jaren na Van Eeden, schreef hij erover. In zijn opstel ‘Droom en telepathie’ bekende hij dat hij zelf nooit een telepathische droom had gehad, en zo'n soort droom ook niet van zijn patiënten kende. Uitvoerig gaat hij in op een voorbeeld van een telepathische droom, die hem per brief werd medegedeeld. Opvallend in zijn analyse is dat hij de voorkeur geeft aan psychoanalytische duiding van de droom in plaats van een telepathische. Hij besluit zijn opstel met de dubbelzinnige mededeling: ‘Heb ik bij u de indruk gewekt dat ik heimelijk wil kiezen voor de realiteit van de telepathie in de occulte zin? Ik zou zeer betreuren dat die indruk zo moeilijk te vermijden is. Want ik heb werkelijk volkomen onpartijdig willen zijn. Ik heb daar ook alle reden toe, want ik heb geen oordeel, ik weet er niets over.’
Met Peter Gay, Freuds biograaf, kan men zich afvragen waarom Freud het opstel publiceerde; de dromen waarvan hij verslag doet waren geen bewijs van telepathie. Freud werd wat telepathie betreft heen en weer geslingerd tussen verlangen het te geloven en de waarschuwing dat niet te doen. Aan Ernest Jones bekende Freud dat hij sinds lang een vooroordeel ten gunste van telepathie had, maar dat hij dat voor zich hield om de psychoanalyse niet te dicht in de buurt van het occultisme te brengen. Freud wilde zijn betrokkenheid bij telepathie als een strikt persoonlijke zaak beschouwen, zoals zijn joods-zijn en zijn verslaving aan sigaren roken dat volgens eigen zeggen voor hem waren.
■