Petsjerin
Vervolg van pagina 7
weldra opnieuw doorbreekt: ‘(...) eerlijkheid en rechtsgevoel, die zo zeldzaam zijn onder monniken (...) de katholieke kerk is een uitstekende school voor haat (...) o Rome, wat verafschuw ik je (...).’
In 1861 zou hij de orde verlaten, maar hij bleef een trouw dienaar van de kerk, althans zijn medemensen. Op het eind van zijn leven, in 1885, werkte Petsjerin tussen de nonnen in een ziekenhuis in Dublin. Zijn autobiografie is dan al lang afgebroken, namelijk in 1848 ongeveer, en met de onwaarschijnlijk toepasselijke zinnen: ‘En, is het nog onderhoudend? Je hebt zeker al eens gegeeuwd?’
Ik sta er ambivalent tegenover. Mooie flarden, warrig geheel, veel onbeantwoorde vragen. Maar curieus is het boek zeker.
Volgens Tom Eekmans nawoord heeft Petsjerin omstreeks 1880 pogingen in het werk gesteld het in Rusland gepubliceerd te krijgen. De tekst verdween in de archieven. In 1932 werd de eerste (en tot deze vertaling enige) uitgave verzorgd door Lev Kamenev persoonlijk.
In 1968 ontdekte Karel van het Reve, naar eigen zeggen, deze editie in de boekenkast van Amalrik in Moskou. In zijn Geschiedenis van de Russische literatuur maakte hij er melding van. Omdat verder niemand er ooit van gehoord had, dachten sommigen dat het een grap was.
Dat het boek er nu is, bewijst natuurlijk allerminst dat het géén grap was. Met enige handigheid laat het zich lezen als een persiflage op het leven van broeder Gerard. En dan is het verduiveld boeiend.
■