Geel is de kleur van de wanhoop
De tedere en bitse verhalen van Veza Canetti
Die gelbe strasse door Veza Canetti Uitgever Hanser Verlag, 181 p. Importeur Nilsson & Lamm, f 41,70
Piet de Moor
Met uitzondering van één werk, zijn alle boeken die Elias Canetti tot 1980 geschreven heeft, opgedragen aan Veza Taubner-Calderon. Elias Canetti, de schrijver van Het martyrium, trouwde met de zevenendertigjarige Veza in 1934 in Wenen. In 1963 is ze in Londen overleden.
Lang voordat ze met elkaar trouwden is Veza, die we in Canetti's memoires leren kennen als een passionele en uiterst belezen vrouw, de geestelijke mentor van haar latere man geweest. Dat ze zelf ook wel schreef was geen geheim. Ze tekende met de veelbetekenende pseudoniemen Veza Magd en Veronika Knecht. Schrijven was voor Veza immers ook dienen en in bescherming nemen van degenen ‘die door hun geboorte of door de laagheid van anderen benadeeld waren’ (Canetti).
Het is bijna onbegrijpelijk, maar Veza Canetti's geschriften waren helaas tot op vandaag de dag ontoegankelijk. In het begin van de jaren dertig publiceerde ze met groot succes haar verhalen in de Weense Arbeiter-Zeitung, destijds een van de beste Oostenrijkse kranten, waarin ook Joseph Roth in 1923 zijn literaire carrière (Das Spinnennetz) begon. Ze schreef behalve toneelstukken en verhalen twee romans, die verloren zijn gegaan, en vertaalde werk van Graham Greene in het Duits. Waarschijnlijk heeft ze na 1934 niets meer gepubliceerd. De tijden waren er niet naar. Veza Canetti was een jodin.
Die Gelbe Straße, een roman van Veza Canetti die zopas voor de eerste keer als zodanig bij uitgeverij Hanser verscheen, is een literair werkje van formaat. Zoals gezegd verschenen de vijf verhalen die hier gebundeld werden in afleveringen in de krant, maar in zijn nawoord merkt Helmut Göbel terecht op, dat uit de herbewerking van die verhalen een nieuwe, fascinerende vorm is ontstaan, die terecht de naam ‘roman’ verdient. Geen enkel verhaal staat immers op zichzelf, zodat het geheel véél meer is dan de opsommingen van de delen. De Gele Straat, zo werd de Ferdinandstraße in de Weense Leopoldstadt genoemd. In die straat, waar Veza woonde, was destijds de lederhandel geconcentreerd. Veza kende de straat op haar duimpje. Om haar verhalen te kunnen schrijven, hoefde ze niets uit te vinden, en de personages die haar werk bevolken zijn naar het leven getekend. Haar verhalen zijn van toon (dialect in de conversatie) en thematiek (de marginalen tegen de gevestigden) zeer Weens, zeker sociaalkritisch, maar zonder de moralistische franjes à la Karl Kraus, die door Veza Canetti nooit blind bewonderd werd. Wel maakt ze graag en overtuigend gebruik van de karikatuur.
Veza Canetti
Veza vertelt zowel teder als bitsig over de stille burgeroorlog die in de Gele Straat ononderbroken woedt tussen de welgestelde burgerij (handelaars, renteniers, cafébazen) en de marginalen of gemarginaliseerden (vrouwen, kinderen, bedienden) die er een redelijk bestaan proberen op te bouwen. Die werelden staan antithetisch tegenover elkaar, en soms botsen ze knallend op elkaar, bijvoorbeeld in de ongelijke machtsstrijd die door een getrouwd koppel in de gezinscel wordt uitgevochten. In het adembenemende verhaal ‘Der Oger’ probeert mijnheer Iger, in de ogen van de liefdadigheidsdames een filantroop, de erfenis van zijn vrouw Maja afhandig te maken. Om zijn imago op te poetsen, gooit Iger ten overstaan van de buitenwereld het geld over de balk. Maar zijn vrouw gunt hij geen worstje. De kinderen worden in dat gevecht geïnstrumentaliseerd: om zijn vrouw te vermurwen stopt hij de mond van zijn zoontje vol met rijst, tot de kleine braakt, of hij slaat er gewoon met zijn stok op los. Maja wordt door mijnheer Iger bont en blauw geslagen omdat ze één keer geen eten heeft klaargemaakt, waarna hij haar 's avonds in het echtelijk bed verkracht. Zo'n ranselpartij is weliswaar een scheidingsgrond, maar aangezien het daarna tot ‘intimiteiten’ is gekomen, wordt die scheidingsgrond door de advocaat nietig verklaard. Op het einde van het verhaal is de lezer bijna opgelucht dat Igers vrouw, halfgek, in een instelling is opgenomen. Die opluchting is een illusie, die door de schrijfster aan diggelen geslagen wordt. In het volgende verhaal (‘Der Kanal’) duiken de Igers terloops weer op: geconfronteerd met de terreur die mijnheer Iger op de blijkbaar teruggekeerde mevrouw uitoefent, stapt het pas in dienst getreden dienstmeisje Therese weer op.
Veza Canetti's verhalen haken perfect in elkaar. In het eerste verhaal maken we kennis met Runkel, een kreupel monster dat, als een spin gedoken in de donkere zeepwinkel, de hele Gele Straat in haar web probeert te strikken. Het laatste verhaal (‘Der Zwinger’) eindigt met Runkels dood (‘Die Strasse hat ihre Geschichte verloren’). Je moet dus bij wijze van spreken eerst helemaal door de Gele Straat gewandeld zijn, voor je de plattegrond onder ogen krijgt.