Hemelse aftershave
Drie jaar geleden verklaarde kardinaal Ottaviani ten overstaan van de pers: wie niet in engelen gelooft, is een ‘lugubere vleermuis’. Die vergelijking is boeiend. Vleermuizen zijn namelijk heel lieve, interessante beestjes. Iedereen die Myo, het leven van een vleermuis gelezen heeft, weet dat. Ottaviani kent dat boek dus blijkbaar niet, en doet een van Gods schepselen groot onrecht. De vleermuis is voor Ottaviani de perfecte tegenhanger van het witte gevleugelte. Lelijk gevleugeld, zwart als een vliegende doodzonde, harig, en luguber. Geen kind wil een vleermuis op schoot om te aaien. Engelen daarentegen zijn maagdelijk wit, vliegen onzichtbaar voor radar door ons leven, als de bommenwerpers van het geloof. Als kind deelden wij het bed met maar liefst veertien zachte engelen, en niemand vond dat onhygiënisch of pervers. Wat heeft Ottaviani wel gelezen? Om te beginnen Swedenborg. Swedenborg is de ‘wetenschappelijke’ tegenhanger van de dichterlijke Dante. Het lemma ‘engelen’ in de index op Swedenborgs Hemel en hel beslaat maar liefst een hele pagina. Daar staat alles in. Hoe ze - ik vertaal letterlijk - schrijven, hoe ze zich kleden, parfumeren en scheren; hoe ze de kost verdienen, dat ze geen naam hebben, en hoe ze ons doorhebben; hoe ze altijd naar het oosten kijken, en dat het hun niet is toegestaan naar elkaars achterhoofd te kijken. Ik kan dit boek niet dringend genoeg aanbevelen.
Met Dante en Swedenborg is alles gezegd over gene zijde (Inferno, Louteringsberg, Paradijs) wat menselijkerwijs gezegd kan worden. Alleen Milton zou daar nog bij mogen voor het seksleven van engelen. En toch schaart een van Amerika's grootste uitgeverijen - Ballantine - zich met hart en ziel en kassa achter de uitgave van Sophy Burnhams A Book of Angels (importeur Van Ditmar, 295 p., f 22,25). Sophy lag op haar divan en plotseling was haar hele huiskamer vol met de onmiskenbare odeur van een engel. Engelen ruiken volgens Swedenborg inderdaad heel zoetig: de ‘geur van heiligheid’, een hemels soort aftershave, zou je zeggen, maar dan vraagt Ottaviani meteen of je mee naar buiten wilt komen om je volledig in elkaar te excommuniceren. Is Sophy raar? De laatste vijftig pagina's zijn gevuld met brieven aan Sophy van mensen die ook engelen in hun vriendenkring hebben. Van de Zuidafrikaanse Patricia Stephenson bijvoorbeeld, die een engel op bezoek kreeg die Bernadette heet. Sophy zelf breekt alle verschijningsrecords en getuigt daarvan. Al rond 1880 kon de bibliograaf Octave Delepierre zijn ongelovige hart ophalen aan boeken van mensen die getransporteerd waren naar hogere sferen. Maar dat is lang geleden en sindsdien zijn er vele lugubere vleermuizen bij gekomen. Misschien dat het ook daaraan ligt dat engelen tegenwoordig naar ons toe komen, en niet andersom. ‘Een Newyorkse taxichauffeur vertelde me eens dat hij als driejarig kind, in Griekenland, een hele schare baby-engeltjes (putti - ES) in een trapportaal had zien spelen.’ (Iemand zou nog eens een boek moeten maken over de verhalen die Newyorkse taxichauffeurs vertellen.) ‘Is er iemand onder ons, de levenden, die nooit een dergelijke ervaring heeft gehad met vreemdelingen die ons op mysterieuze wijze te hulp komen?’ Met andere woorden: de wereld is vol helpende engelen en Burnham helpt ons ze te zien. ‘Engelen
voor de gewone man’ zou dit boek in vertaling moeten heten. Behalve Sophy's ervaringen en inzichten bevat het ook vele plaatjes en een overzicht van Adam en Eva tot vorig jaar. Uiteraard mag ook Maria hier en daar verschijnen, begeleid door engelen. Er staan ook dingen in haar boek die ik graag geloof. Bijvoorbeeld het idee dat Maleisiërs over sproeten hebben. Dat zijn de kusjes van engelen. Ottaviani zou dat beslist luguber vinden.
ES