Tot ons genoegen opgericht
‘Die 4-1 is dus een opsteker, omdat het dus wat meer vertrouwen geeft en vertrouwen is iets wat je dus niet trainen kan. Dat moet je dus winnen met de wedstrijden,’ zei Rinus Michels eens na een gewonnen interland. Deze verpletterende logica was het smakelijke toetje na twee keer drie kwartier feestvieren: Nederland had gewonnen en Michels legde uit hoe dat kwam. Heerlijk, alles was weer even in orde. Wie dat niet begrijpt is asociaal en tijdelijk onderontwikkeld, in ieder geval zolang de rest de euforie viert. Een voetbaltrainer zegt dat zijn team ‘een bank heeft die bij het elftal hoort’ en niet dat hij beschikt over een aantal uitstekende reservespelers. Dat is hockeytaal, die ook spreekt van ‘een vibrerend net’ bij een doelpunt. ‘Onze jongens’ spreken anders, en de trainer die dat niet weet wordt er een halfjaar later uitgedonderd. Iedere betrokkene weet het: spelers, verslaggevers, coaches en supporters, ze moeten met elkaar kunnen communiceren, en alleen met elkaar. Dat is de belangrijkste functie van jargon: het ons-kent-onsgevoel, wij tegen hunnie. Voetbaltaal (Sdu, 117 p., f 14,90) van sociolinguïst en thrillerauteur René Appel staat vol met citaten en uitdrukkingen uit de voetballerij. Appel verklaart de herkomst van een aantal woorden, en probeert er achter te komen wat nu precies het ‘hoekige’ in de spraak van Michels is (Amsterdams, kortaf, veel ‘dus’). Hij signaleert dat supporters steeds minder gevarieerd zingen of schelden (als Feyenoord dood moet, moet Groningen dat ook), en ontraadselt de oubollige betekenissen van clubnamen als EBOH en MULO (de mooiste: TONEGIDO, Tot Ons Nut En Genoegen Is Deze Opgericht, vermeldt Appel overigens niet). Ook wordt het commentaar van de televisieverslaggevers geanalyseerd (weglatingen: ‘Schot Kieft over’, of benadrukken: ‘Die bal naar die linkerkant’).
Voor mij had Appel daar nog wat meer over mogen vertellen. Waarom bijvoorbeeld brult een Braziliaanse commentator ‘gôôôôôôôôôl’ als er wordt gescoord, en merkt Hugo Walker slechts ‘Ja, hoor, gaat-tie’ op? Toch is Voetbaltaal niets speciaals. Appel laat zien dat de taal van de voetbalwereld in wezen niet verschilt van alledaagse taal. Zo vertelt hij bijvoorbeeld dat bepaalde woorden op een gegeven ogenblik niet meer worden gebruikt: halfspelers zijn nu middenvelders, en de corner wordt steeds meer een hoekschop. Andere woorden ondergaan een betekenisverandering. Een uitdrukking als ‘de anonieme Kieft’ is paradoxaal, maar in de voetballerij betekent het dat Kieft niet opviel in de wedstrijd. Allebei zijn het wijzigingen die zich in iedere willekeurige natuurlijke taal voordoen. Ook de aanpassing van buitenlandse woorden aan Nederlandse regels is een mooi voorbeeld. To dribble werd ‘dribbelen’, omdat een nieuw Nederlands werkwoord altijd op -en eindigt. Geheel volgens de regels wordt het vervolgens vervoegd als ‘dribbelde’ en ‘gedribbeld’.
MKn