Verzeilen in het labyrinthisch voorland
Een perfecte tweede roman van Martin Schouten over de oorlog
Studio voorland door Martin Schouten Uitgever De Bezige Bij, 165 p., f 27,50
Wim Vogel
Er zijn lezers van De aanslag geweest die in Haarlem de plaats opzochten waar de fascinerende eerste episode van die roman zich afspeelt. Ze hebben het Spaame over gestaard, zagen rechts in de bocht inderdaad een molen staan en stelden tevreden vast dat de klinkers van de rijweg nog steeds in een visgraatmotief waren gelegd. Dat de historische aanslag op een NSB-politiecommissaris ergens anders in Haarlem was gepleegd, dat die aanslag tien gevangenen het leven kostte, dat vier huizen als represaille in brand werden gestoken en dat als herinnering aan die gruwelijke dag een vrouwenbeeld is neergezet waar, behalve op 4 mei, niemand naar omkijkt, interesseert hen minder. De verbeelding wint het hier van de werkelijkheid.
Studio Voorland is de tweede roman van Martin Schouten. Het boek telt honderdvijfenzestig bladzijden maar voortdurend had ik de indruk een veel dikker boek te lezen, dat bovendien bij herlezen alleen maar fascinerender werd. En net als de lezers van De aanslag ben ik geneigd de locatie van deze perfecte roman op te zoeken. Niet omdat ik niet nu al weet dat ook Schouten de werkelijkheid aankleedt, maar omdat ook ik de illusie heb dat lopen in de Amsterdamse Plantage me net nog iets dichter bij de sfeer van zijn roman brengt.
Artis, Plantage Middenlaan, Henri Polaklaan, Plantage Muidergracht, de Hortusbrug, Desmet, Plantage Parklaan, lijn 9, de Hollandsche Schouwburg. Een wijk waarin een andere, verdwenen wijk schuilgaat, zoals ook de geschiedenis van de hoofdpersoon er een is waarin zich een andere verschuilt. Tien jaar na de Tweede Wereldoorlog, waarin zijn vader Godfried in 1943 verdween, probeert Eddy Voorland die twee geschiedenissen weer zichtbaar te maken. Hij keert uit de nieuwbouwwijken van Amsterdam-West waarin niets een verleden heeft en alles, tot de interieurs van Goed Wonen aan toe, gericht is op een wankele toekomst, naar de Plantage terug waar zijn moeder nog steeds woont in fotostudio Voorland aan de Henrik Polaklaan. De omstandigheden zijn nogal schizofreen voor hem. Zijn vrouw moet op medische indicatie de laatste twee maanden van haar eerste zwangerschap volmaken in een ziekenhuis. Voordat hun eerste kind wordt geboren wil Eddy duidelijkheid over zijn geschiedenis, over zíjn voorland. Wat voor een mens was zijn vader? Wat is er nu precies met hem in de oorlog gebeurd?
Martin Schouten
daniel koning
‘Godje de Mottenkoning’, zoals zijn bijnaam was, was voor en tijdens de oorlog een beroemd fotograaf. In zijn studio portretteerde hij destijds bekende Nederlanders. Ook Duitse soldaten werden door hem hoffelijk geholpen. Buiten dat officiële werk hield hij ook van april 1939 tot aan de dag van zijn verdwijning, 13 juni 1943, een straatarchief bij. Duizenden foto's, met zijn Leica uit de losse hand genomen: straatgezichten, voorbijgangers, Artis, de Hollandsche Schouwburg, de binnenplaats daarvan... Op ieder negatief staat de datum vermeld. Het einde van ieder filmrolletje toont een paar zelfportretten. Met behulp van dit unieke, visuele dagboek doorkruist Eddy zijn wijk en probeert te achterhalen wat zijn vader heeft gezien, wie hij heeft ontmoet, waar hij zich mee bezig hield. Hij ontmoet mensen die zijn vader gekend hebben maar naarmate de jaren 1939 en 1940 verstrijken worden de zelfportretten vager en vager. Het voorland dat Eddy reconstrueert, blijft een mistig, labyrintisch gebied.
Zijn vader was een jood, fotografeerde niettemin voor een malafide kunsthandel aan het Rokin kunstwerken uit huizen die vooral in de Plantage ‘door de gebeurtenissen’ leeg kwamen. In die huizen en op die etages wist hij dan niet zelden relaties onder te brengen. Als jood mag hij geen bedrijf meer hebben, dus wordt zijn niet-joodse vrouw eigenaresse. Als zij geen joden meer in dienst mag hebben, scheiden ze en maakt bediende Zwart promotie. Welke rol speelden die twee eigenlijk in juni 1943? Godfried was ondergedoken achter zijn eigen donkere kamer, verscheen niettemin iedere dag met zijn Leica op straat. Hij werd verraden en komt uiteindelijk terecht op de binnenplaats van de schouwburg die hij zo vaak gefotografeerd heeft. Midden 1945 deelt het Rode Kruis mee dat hij in Birkenau is overleden. Vier maanden later hertrouwt zijn vrouw met Zwart.
Eddy's poging ‘het zinloze verdraaglijk te maken’, strandt bij de Hollandsche Schouwburg waarvan de verloedering in de eerste naoorlogse jaren door Schouten bijzonder suggestief en bijna fotografisch is vastgelegd. Jongens, onder wie de dan vijftienjarige Eddy, slopen en stelen alles wat los en vast zit. Later, in 1955, dringt het tot hem door dat hij toen al bezig was zijn eigen geschiedenis onzichtbaar te maken.
Zijn pogingen als een Hamlet zijn vader te vinden, wraak te nemen op zijn moeder, roepen voortdurend andere vragen op. Was zijn vader een collaborerende kleine klootzak die door soldaten van de Wehrmacht zogenaamd gearresteerd is om in Portugal onder een nieuwe naam een nieuw leven te kunnen beginnen? Waarom is die Zwart nooit meer weggegaan? Waarom moest hij die man al in de oorlog vader noemen? Wat moest zijn moeder na de oorlog steeds op het buiten van die kunsthandelaar? En welke rol speelde Eddy als negenjarig jongetje eigenlijk zelf in het verraad van zijn vader? ‘Er zijn en er niet zijn’, daar loopt Eddy voortdurend tegenop. De schouwburg verwoest, het van geheimen ritselende huis, personen die meer suggereren dan verhelderen. ‘Het nalopen van mijn vader aan de hand van zijn straatarchief was niet alleen een bij voorbaat tot mislukken gedoemde poging om hem alsnog te bereiken, maar vooral een al evenzeer kansloze poging om mezelf opnieuw uit te vinden, een soort innerlijke schoonmaak.’ Het tegendeel is het resultaat. Hij verliest zijn onschuld, voelt het woord jood als ‘een schroeiplek’ tegen de binnenkant van zijn schedel, en identificeert zich zo met zijn vader dat de auteur hen terecht een paar bladzijden laat samenvallen.
Verbazingwekkend is het te lezen hoe Schouten erin slaagt om parallel aan deze geschiedenis nog vier of vijf identieke levens te beschrijven waarvan opkomst en ondergang van de diamantwerkersbond er een is. Ook het jazzy sfeertje van de jaren vijftig vind ik uitstekend getypeerd. Maar mijn grootste bewondering geldt toch de ingenieuze compositie die het mogelijk maakt in zo weinig bladzijden, zo ongelooflijk veel op te roepen.
Steeds denk je ook dat de mogelijkheden om de Tweede Wereldoorlog literair te verwerken nu wel allemaal benut zullen zijn. En soms verschijnt er dan een boek dat je dus niet voor mogelijk had gehouden. Studio Voorland is zo'n boek waarin de bekende feiten, door de fictie geordend en geïnterpreteerd, nieuwe raadsels zichtbaar maken.
■