Staat in oorlogsstaat
Het verleden van Rijkswaterstaat
Achter de bres De Rijkswaterstaat in oorlogstijd door A. Waalewijn Uitgever Sdu, 339 p., f 44,50
David Barnouw
‘In zo'n bezettingstijd kom je hoe dan ook in de knel.’ Deze uitspraak van een belangrijke Rijkswaterstaat-man is natuurlijk van toepassing op de meeste Nederlanders tijdens de bezetting, maar verwijst hier naar de vaak klemmende positie waarin ambtenaren kwamen te verkeren.
Als het Duitse belang en het Nederlandse belang samenvielen, was er natuurlijk geen vuiltje aan de lucht, maar dat was vanzelfsprekend niet altijd het geval, en toen Nederland frontgebied werd helemaal niet. Het aanbrengen door Rijkswaterstaat van inundaties, in 1939 als verdediging tegen de vijand, werd in het laatste oorlogsjaar afgedwongen om de geallieerden te hinderen. Rijkswaterstaat deed zijn best om deze hulp aan de vijand zoveel mogelijk tegen te gaan en was niet weinig verrast toen geallieerde bommenwerpers de dijken van Walcheren bombardeerden om het eiland onder water te zetten.
Maar zover was het nog lang niet toen Nederland in 1940 capituleerde en de vijand zakelijk leek op te treden. Rijkswaterstaat, een staat in een staat, was een zeer gecentraliseerd, haast militair georganiseerd departement, dat geleid werd door een bekwame, zij het ijdele directeur-generaal, Wentholt. Van zijn chef, de secretaris-generaal Spitzen, ging weinig uit; die kon na de oorlog dan ook rustig blijven zitten en zelfs nog minister worden, terwijl Wentholt ‘op eigen verzoek’ eervol ontslagen werd.
Vernielde bruggen bij Westervoort
Herstel van de verwoestingen en werken in het belang van de Nederlandse bevolking was de leidraad vanaf mei 1940. Daar kwam al snel bij het aan het werk houden van de eigen mensen, uitgezonderd de joodse medewerkers, die, net als bij elke andere overheidsdienst, ontslagen werden.
Rijkswaterstaat was een vakdepartement met weinig ideologie of politiek, hoewel daadkrachtige ambtenaren ook hier niet rouwig waren over het wegvallen van de tijdrovende politieke besluitvorming. Dat de onderhandelingen met de vele Duitse instanties nog ingewikkelder waren, hadden ze niet voorzien. De schrijver is zelf ex-Waterstaat-man, maar schrijft zonder vooroordelen over een departement waar, paradoxaal genoeg, de Duitsers én de eigen ambtenaren met relatieve tevredenheid naar terug kunnen kijken.
■