Op bezoek in Benzenidorm
F.G. de Ruiter over wat ons bedreigt
In het milieu door F.G. de Ruiter Uitgever De Arbeiderspers, 232 p., f 36,90
Lucas Reijnders
Wie een top-vijf zou moeten maken van de Nederlandse milieujournalisten ontkomt er niet aan F.G. (Flok) de Ruiter op het lijstje te zetten. De Ruiter werkt bij NRC Handelsblad en schrijft inmiddels ruim twintig jaar over natuur en milieu. Meer dan veel van zijn collegajournalisten trekt hij erop uit, en hij weet vrijwel altijd zonder noemenswaardige fouten zijn weg te vinden in de warwinkel van de milieuproblematiek. Hij wordt ook bovenmodaal geraakt door wat er gebeurt. Het uitsterven van de otter en de teloorgang van de Veluwe door oprukkende recreatie zijn hem niet in de koude kleren gaan zitten.
In het milieu is overwegend de neerslag van twintig jaar milieujournalistiek. Het boek is voorzien van een groen bandje waarop staat: ‘Alles over wat ons bedreigt.’ Dat is te veel gezegd. Wel wordt in een elftal hoofdstukken een aantal zaken nagelopen die sinds 1969 veelvuldig in het nieuws zijn geweest: de natuur in Nederland, De Rijn en de Noordzee, de verzuring en vergiftiging van de bodem, de aftakeling van de ozonlaag en het broeikaseffect. De lezer volgt De Ruiter op zijn bezoek in Benzenidorm (de gifwijk Lekkerkerk-West) en snuift met hem de geur 4712 op (de walm van de in 1986 verongelukte Sandoz-fabriek te Basel). ‘Gifpionier’ Gerrit Bernouw loopt men, in gezelschap van De Ruiter, reeds in 1973 tegen het lijf, bezig met milieuchemische acrobatiek. Dat was lang voordat deze als G.B. figureerde in het proces tegen de firma Uniser (die op grote schaal met chemisch afval knoeide). Het treurspel in vele bedrijven over de zoutlozingen door de Franse kalimijnen wordt gevolgd vanaf 1969. En wat de natuur betreft wordt zelfs een boekje opengedaan uit 1866 toen het vogelrijke Schollevaerseiland bij Nieuwerkerk aan den IJssel voor de bijl ging. Zo'n historische benadering heeft veel voordelen. Het slepend karakter van veel milieuvraagstukken komt er goed door uit de verf, evenals het eindeloze bagatelliseren en zwartepieten door de veroorzakers van de problemen en hun politieke vrienden. Ook de lange traditie van politieke labbekakkigheid wordt er goed door gedocumenteerd. In het milieu kent slechts een zeer klein groepje politieke ‘helden’. Er zijn eigenlijk maar twee ereplaatsen voor politici, en wel voor het Helmondse PvdA-raadslid Van Rooy en het Lekkerkerkse ARP-raadslid Neven die (ver voordat het NOS-journaal in 1980 kind aan huis werd in de vaderlandse bodemsaneringsgebieden) wezen op dreigende gifbelten, maar zelf werden behandeld als oud vuil.
Een nadeel van De Ruiters aanpak is dat geen systematische analyse met doorkijk naar de toekomst wordt geboden. Aan de andere kant zijn er al flink wat (veelal moeilijk leesbare) boeken van het laatste type, en zijn er maar weinig goede en goed leesbare journalistieke boeken à la In het milieu. Het slothoofdstuk van De Ruiters boek gaat over mensen die anders zijn gaan leven en produceren: de schaapherder Jan Boom uit Zeeuws-Vlaanderen, de biologische tuinders Van der Sman uit Hoofddorp en de producenten van de kaassoort Texels witje. Uit hun bezigheden leidt De Ruiter af dat Nederland nog niet verloren is.
■