Een Lenin van het Westen
Het politieke denken van Jacques de Kadt: kritisch, onafhankelijk en eigenwijs
De tocht naar het onbekende Het politieke denken van Jacques de Kadt door Ronald Havenaar Uitgever G.A. van Oorschot, 370 p., f 49,-
Igor Cornelissen
In het nog altijd boeiende want sprankelend geschreven eerste deel van zijn memoires, ontsnapte Jacques de Kadt de klacht dat hij de pech had te moeten leven en werken in een klein land, dat bovendien op politiek en cultureel gebied ronduit achterlijk genoemd moest worden. Uit mijn communistentijd verscheen in 1965, twee jaar na zijn aftreden als kamerlid van de PvdA die hij vooral had gediend als woordvoerder over de buitenlandse politiek.
De Kadt, die in een volgend deel van zijn herinneringen zelfs sprak van ‘de geboortevloek van een Nederlander’ te zijn, beschouwde zich als mislukt. Noch als politicus noch als essayist had hij, was zijn mening, iets van enige betekenis verricht. Hij was - zijn eigen woorden - ‘een gehandicapt en displaced persoon’. Misschien had hij nog iets kunnen bereiken door op zijn dertigste, toen zijn geloof in het Russische communisme én in de wereldrevolutie was afgekapt, naar een groot land te verhuizen ‘maar ik had noch de energie, noch het doorzettingsvermogen, noch het zelfvertrouwen om toen nog die weg in te slaan’.
Was De Kadt (1897-1988) in zijn terugblikken soms aangenaam zelfkritisch, aan de politici en staatslieden die volgens de gangbare normen wel ‘geslaagd’ waren, deelde hij zelden of nooit - eigenlijk nooit - een brevet van vermogen uit. Zijn beschouwingen hadden - zolang hij niet louter agitatorisch werkzaam was - altijd die kleurige menging van verfijning en fors taalgebruik. Wie zich zijn meesterlijke aanval op ‘Luns, of de ondergang van een politiek handelsreiziger’ herinnert, weet wat ik bedoel.
‘Geslaagd’ of mislukt? Het curieuze is dat De Kadt bij die afweging zelf het woord ‘geslaagd’ meestal tussen aanhalingstekens zette. Alsof er van slagen in deze maatschappij waarin de middelmaat regeert, als het al niet erger is, geen sprake kan zijn.
Het zijn natuurlijk begrippen waarmee men niet verder kan werken. Lenin was in de ogen van De Kadt een groot staatsman omdat hij doortastendheid paarde aan wilskracht én flexibiliteit. Maar wat blijft er over van die grootheid als ook Lenin, nee, zélfs Lenin, in zijn eigen land waar parken, prijzen, steden en straten naar hem zijn genoemd langzaam aan ontmanteld wordt als de grondlegger van een bloeddorstig systeem dat al heel vroeg - nog tijdens het leven van de Grote Grondlegger - korte metten maakte met tegenstanders?
De Kadt mislukt? Nou, nee. Een boeiende man, erudiet en buitendien nog een getalenteerd schrijver die zijn klassieken én op literair én op politiek gebied kende, decennia lang voortgedreven door wat hijzelf hartstocht voor de politiek noemde. Voor hem was het geen baantje - al had hij ooit in zijn hoofd leider van de Nederlandse communisten te worden - maar een breed terrein waarop je actief of passief kon leren hoe partijen en vooral hoe staten met elkaar dienden om te gaan.
Toen hij op verzoek van zijn uitgever en jarenlange vriend Geert van Oorschot met zijn herinneringen begon, waarschuwde hij te enen male het gevoel te missen zich te rechtvaardigen. Bovendien: ‘Het aantal dergenen wier oordeel me iets doet, is zó gering, dat dit het schrijven van memoires in het geheel niet zou rechtvaardigen.’
Van Oorschot heeft ooit besloten alles van De Kadt te laten drukken. Hij ging daarmee door toen De Kadts waarschuwing dat zijn herinneringen geen commercieel succes zouden worden, uitkwam. In 1972 bedroeg de verkoop van Uit mijn communistentijd zeven exemplaren en van het dat jaar verschenen De politiek der gematigden, een dikke handleiding voor de internationale politiek, 520 exemplaren. Drie jaar later liet Van Oorschot hem weten dat er niet meer aan te ontkomen was dat zijn boeken in de ramsj zouden komen.
Jacques de Kadt, maart 1977
eddy de jongh
Welke politieke boeken liepen er in de periode van 1965 tot 1967 wel? Navraag bij een bevriende uitgever leverde mij de volgende cijfers op: van het door Ton Regtien geschreven Universiteit in opstand (1968) werden binnen een halfjaar bijna 700 exemplaren verkocht. Van het dagboek van Ché Guevara (1968) in korte tijd 10.000 exemplaren, van Eric Paerls beschouwing over de Nederlandse macht in de Derde Wereld bijna 5000 exemplaren en van André Gorz' studie Het moeilijke socialisme in drie jaar tijd 2500 exemplaren.
Typerende symboliek! Want toen die analyse van Gorz verscheen en als warm brood over de toonbank vloog rondde De Kadt zijn breuk met de PvdA af. Hij sympathiseerde nog wel met de rechtse afsplitsing DS'70 maar wilde daar toch geen lid meer van worden: het socialisme had voor hem, in welke vorm dan ook, afgedaan. Het was een onbruikbaar systeem geworden, een holle formule en loze kreet.