Mario Praz
Vervolg van pagina 3
beroemde citaat van Villiers de L'Isle-Adam: ‘De toekomst? Die hebben wij al uitgeput; onze hoop is niet sterk genoeg meer om ons het leven op aarde nog te gunnen. Leven? Dat doen de bedienden wel voor ons...’
De indruk die na het lezen van deze knappe studie overblijft is die van overladenheid. Het is de overladenheid van een schilderij van Moreau. De lezer duizelt van al het bloed, de folteringen, de vermoorde onschuldigen, de gifbekers, de dolken, de beulen, de slachtoffers, de exotische flora, de vastgebonden vrouwen, de onthoofde mannen, de monsters van schoonheid, de verleidelijke courtisanes, de van hartstocht kronkelende lichamen, de harde manwijven, de feminieme mannen, de ontblote tanden, de flonkerende sieraden en de bergen kadavers. Het boek heeft de overladenheid van een negentiende-eeuws boudoir met alle kitsch vandien. Door het exotische en perverse te benadrukken wilden de romantische en decadente auteurs zich onderscheiden van de burgers. Maar in die behoefte die burgers te epateren gingen ze soms te ver, toonden ze een slechte smaak en parvenu-achtige trekken. Het heeft iets van de slechte smaak van het roze rokkostuum van Couperus en de overdaad van ringen aan zijn vingers.
Nederland is slechts spaarzaam vertegenwoordigd in het boek. Alleen Toorop komt er in voor, en Couperus in een voetnoot. In een lezing over Couperus en Rome heeft Praz later betreurd dat hij Couperus bij het schrijven van zijn boek niet kende. Toen hij Couperus las, viel deze hem tegen; hij vond hem een tweederangs schrijver en over De berg van licht was hij niet verrukt.
Het boek van Praz verschaft ons inzicht in de erotische traditie die van de romantiek tot in onze eeuw doorloopt met schrijvers als Proust, Kafka, Genet, Bataille, Gerard Reve, Meijsing en Siebelink. En daarom alleen al moet men deze Nederlandse vertaling lezen.
■