De macht der omstandigheden
Drie novellen van Geert van der Kolk
De dansers Drie novellen door Geert van der Kolk Uitgever Veen, 151 p., f 24,90
Wim Vogel
De drie bundels die Geert van der Kolk sinds 1987 publiceerde, tellen samen meer dan zestig verhalen. Over het algemeen zijn dat goed geschreven suggestieve observaties over mensen in vervreemdende situaties waarvan het wezenlijke verhuld blijft. In zijn nieuwe bundel De dansers presenteert Van der Kolk drie novellen die door hun gebrek aan kwaliteit duidelijk maken dat een uitdijend verhaal niet zonder meer een goede novelle oplevert.
Van der Kolks personages zijn vereenzaamde ‘losers’ die vaak tegen beter weten in, en altijd zonder illusies, zich verweren tegen het verstrijken van de tijd waarin alles uiteenvalt, oplost en verdwijnt. Typerend voor zijn verhaalfiguren is hun rusteloosheid die gevoed wordt door de flauwe hoop dat het ergens anders misschien beter is. Maar ook op andere plaatsen zijn de omstandigheden altijd machtiger.
Geert van der Kolk
Wat de auteur nu in zijn drie novellen gedaan heeft, is die rusteloosheid uitsmeren over soms wel zeventig bladzijden. Die verdunning doodt de spanning. En omdat ook zijn cynische personages zich nauwelijks ontwikkelen - het zijn schoolvoorbeelden van ‘flat characters’ - staat de lezer weinig verrassends te wachten.
Dat de dansers van de titelnovelle in de harde Newyorkse samenleving het vermogen missen behalve te nemen ook te geven, is halverwege de novelle wel duidelijk. Zij kennen zichzelf, zij weten wat zij van het leven kunnen verwachten en zij weten dat liefde een onzeker aandeel is waar je maar beter niet te veel in moet investeren. Zelfs een zwangerschap verandert daar weinig aan. Wat blijft zijn pijnlijke herinneringen, is de melancholie die niet verwoord kan worden. ‘“We hebben er een mooie puinhoop van gemaakt, of niet?” “Hou alsjeblieft je mond,” zei Maaike. “Als je erover gaat praten hou je helemaal niks over.” Ik stond op. “Goeie reis.” “Goeie reis.” “Ik -” “Ja, ik ook.” “Goeie reis, dan.” “Goeie reis.”’ Ondanks haar voorspelbaarheid is deze novelle over twee ontheemde Hollanders door de doordachte en zeker ook inhoudelijk klassieke structuur nog wel de moeite van het lezen waard.
Veel minder geldt dat voor Het meer waarin een man verdwijnt in de Canadese wildernis. Een motief daarvoor ontbreekt zoals er ook binnen de novelle geen argument te vinden is waarom de eenzame kanovaarder besluit de bewoonde wereld definitief achter zich te laten door zich steeds verder terug te trekken in een onvoorstelbaar ‘leeg’ landschap waarin het spoedig winter zal worden. Vijftig bladzijden houdt hij zich monomaan en monotoon in leven door forellen te vangen, door thee te zetten en door vuurtjes aan te leggen. Knap is wel hoe Van der Kolk zijn stijl aanpast aan die dwangmatige handelingen, ook beschrijft hij de volstrekte nietigheid van de mens overtuigend maar twintig bladzijden vol korte staccatozinnen die veelal met ik of met dan beginnen, waren daar voldoende voor geweest.
Eigenlijk is alleen de laatste novelle, De liefde van Martin Pols, gezien inhoud en omvang een verhaal waarin de auteur zijn personages niet helemaal uitlevert. Het vreemde spel dat zij met elkaar spelen behoudt zo zijn onvoorspelbaarheid en doet je al lezend paradoxaal verlangen naar meer.
Van der Kolks thematiek - ontheemde mensen in een harde en weinig toeschietelijke samenleving - is actueel genoeg om hem nog steeds en opnieuw een interessant schrijver te noemen. In zijn keuze van de vorm is hij echter niet altijd even gelukkig.
■