Psychopathologie van voorwerpen
De PTT Vox 120 type TDK + AT is een (op het oog) betrekkelijk eenvoudig telefoontoestel dat bij veel Nederlandse bedrijven gangbaar is. Het bijbehorend instructieboek telt 107 pagina's. Het zou dus mogelijk zijn om van zes, altijd voor ondoorgrondelijk aangeziene toetsen (sterretje, vierkantje, ‘R’, ‘P’, ‘M’, ‘H’) te achterhalen wat er allemaal mee kan. Niet geweten dat je de deur ermee kon openen, of ‘vanaf het bestemmingstoestel een volgstand uitschakelen’, of teruggebeld worden door een toestel dat je in gesprek aantrof, of jezelf afwezig melden (?!), of ‘een hoofdnachttoestel inschakelen’. De designers gaan ervan uit dat ze je met al die wonderbare functies verschrikkelijk verwend hebben, in zalig onbegrip dat het brein van een normaal mens niet berekend is op het bevatten van zoveel willekeurige codes (‘Druk de ruggespraaktoets in. Kies *75’). In de praktijk legt de gebruiker zich neer bij het eigen technisch onverstand. Maar de schuld ligt bij de ontwerpers, stelde Donald A. Norman in The Psychology of Everyday Things (1988). Norman werd aan het denken gezet door het voorbeeld van de telefoon: de universiteit waar hij werkte schafte zich voor ‘miljoenen’ een nieuwe telefooncentrale aan. De ingewikkelde instructies voor de nieuwe toestellen hadden als gevolg dat de medewerkers er rotsvast van overtuigd raakten dat de geavanceerde telefoons niet datgene konden waar de oude een gemakkelijk knopje voor hadden: voor de ‘hold’-functie was een ingewikkelde code bedacht die alleen ‘systeembeheerders’ onthouden konden. Normans voortreffelijke analyse van de ‘psychopathologie van de design’ is in paperback herdrukt: The Design of Everyday Things (Doubleday, f 34,60). Het is
een verbazend boek dat alle samenzweringen van de designers achterhaalde. Het meest in het oog lopen de knoppen en handles die door hun vorm niet aangeven of je draaien, drukken, duwen dan wel trekken moet, en die door hun plaatsing (de groepen van lichtschakelaars, of het gasfornuis) geen enkel geheim verraden. Voor het openen van een autoportier, vanuit de binnenzijde, is zelfs nimmer een bevredigende oplossing gevonden die niemand in verlegenheid brengt. De verzameling van voorwerpen in een gewoon huishouden waaraan ontwerpers te pas kwamen gaat tot zo'n twintigduizend (tel bijvoorbeeld, raadt Norman aan, het aantal constructies dat betrokken is bij de installatie van een wasbak). Wie er eenmaal op let, merkt dat er veel slechte, ondoorzichtige ‘design’ in de wereld is.
‘Coffeepot for Masochists, uit: Jacques Carelman, ‘Catalog of Unfindable Objects’
Norman is te optimistisch in zijn verwachting dat kopersboycotten zullen helpen, maar zijn conclusies zijn volstrekt gerechtvaardigd: ‘Een deur waar push of pull op moet staan, deugt niet.’
DS