Pannekoek en spatbord
Hoeveel mensen zouden zich op dit moment in Nederland met het Indonesisch bezig houden? Enkele duizenden, vermoed ik. Naast diegenen die zich intensief in deze taal verdiepen, zijn er velen die een cursus volgen om tijdens een reis door de Indonesische archipel niet steeds met de mond vol tanden te staan. Dat aantal zal nog toenemen wanneer binnenkort de cursus Indonesisch van Teleac van start gaat. Een goed woordenboek van het moderne Indonesisch was echter niet voorhanden. Daar is nu verandering in gekomen. Prof. A. Teeuw, emeritus hoogleraar Indonesisch aan de Rijksuniversiteit Leiden, die samen met W.J.S. Poerwadarminta al in 1950 zo'n woordenboek samenstelde (tweede druk 1952) heeft nu een veel omvangrijker naslagwerk gepubliceerd: een momumentaal Indonesisch-Nederlands Woordenboek (Foris Publications, Dordrecht, 764 blz., f 59,90). Het bevat ongeveer 29.000 trefwoorden en is daarmee het meest uitvoerig van alle woordenboeken die betrekking hebben op het Indonesisch en de westerse talen. De Bahasa Indonesia maakt een snelle ontwikkeling door, zó snel, dat elk woordenboek in het beste geval niet meer dan een geslaagde momentopname kan zijn. Vandaar dat de samensteller in de verantwoording de hoop uitspreekt dat de ‘nog steeds groeiende kring van Nederlandse belangstellenden althans weer een aantal jaren vooruit kan’. Het is natuurlijk geen toeval dat dit woordenboek, een uitgave van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, juist in Leiden tot stand kwam. Leiden heeft in de studie van de Indonesische talen altijd een sleutelpositie ingenomen, en dit boek zet deze traditie op waardige wijze voort. Door de overzichtelijke manier waarop het materiaal gepresenteerd wordt, kan ook de belangstellende leek er goed mee uit de voeten. Het bevat ook informatie over de herkomst van de woorden, al gaat het daarbij niet om de etymologie, maar om het aangeven van de gebruikssfeer of de regionale
achtergrond. De Nederlandse herkomst wordt maar zelden aangegeven; de inleiding stelt dat die voor iedere Nederlander herkenbaar is. Dat geldt natuurlijk niet voor de Indonesische gebruiker. Alleen de ouderen onder hen kunnen misschien nog weten waar woorden als panekuk en sepatbor vandaan komen. De Portugese herkomst wordt helemaal niet vermeld; bunga sepatu, de Chinese roos, ook wel schoenpoetsplant genaamd, komt van het Portugese sabato (schoen). En saguer, palmwijn, waar wij het woord sagoweer voor kennen, is een afleiding van de Portugese naam van de sagopalm, sagueiro. Dat zijn leuke weetjes voor geïnteresseerden; het zal de meeste gebruikers van dit vooral op de praktijk gerichte woordenboek natuurlijk een zorg zijn. Het verschijnen van dit woordenboek, dat in een sterk gevoelde behoefte voorziet, is een vreugdevolle gebeurtenis. Nu gaat het verlangen vooral uit naar een Nederlands-ndonesische tegenhanger.
PvZ