Sprookje
‘Midden-Europa’ wordt door de uitgeverij Van Gennep wel heel ruim genomen in haar ‘actie’ Literatuur uit Midden-Europa, waarmee ze de aandacht wil vestigen op de Nederlandse vertalingen van schrijvers uit het gebied dat nu zo drastisch aan het ontdooien is. Maar toegegeven moet worden dat de uitgeverij veel auteurs uit Hongarije, Tsjechoslowakije, Oostenrijk, Albanië en Oost-Duitsland in haar fonds heeft en voor de dag kan komen met het werk van Václav Havel, Irene Dische, György Konrád, Christa Wolf, Christoph Hein, LibuĊĦe Moníková, Jurek Becker, Elfriede Jelinek. Deze auteurs, en nog vele andere, worden met korte portretten, enige documentatie en een fragment uit hun werk gepresenteerd in het boekje Literatuur uit Midden-Europa dat de actie begeleidt en f 4,50 kost. Er staat ook een ‘impressie’ in van Cees Nooteboom, die alles wat men aan hoop en tegenstrijdige gevoelens tegen kan komen in het werk van deze schrijvers samenvat. Hij schrijft vanuit Leipzig op 15 maart en noteert zijn gedachten van een paar dagen voor de verkiezingen. Zijn gedachten gaan alle kanten op, niet verwonderlijk als je midden in Midden-Europa staat, maar hij moet ook aan vroeger denken, toen hij min of meer bij toeval in 1956 in Boedapest was en getuige was van de Hongaarse opstand. Hij vraagt zich ook van alles af: ‘Waar is de “mevrouw de rechter” tegen wie Václav Havel zijn “laatste verklaring” aflegde die eindigde met: “Dat is ook de reden waarom ik erop vertrouw dat ik niet nogmaals zonder reden zal worden veroordeeld,” waarop ze hem vervolgens weer tot zoveel maanden veroordeelde? Wat denkt ze als ze hem op de televisie ziet met Bush, of met Gorbatsjov?’
Mooi is ook dat Nooteboom de totale omkering van de macht in Midden-Europa vergelijkt met sprookjes: ‘De omkering die bij sprookjes hoort, of bij zeventiende-eeuwse komedies, kikkers als prinsen, gevangenen als koning, stokers als minister, de beulen bang, de rechters beschuldigd.’ Wat we zien is de omkering die we kennen uit Piet de Smeerpoets: het konijn dat met een geweer de jager achtervolgt. Alleen, in Midden-Europa werd niet geschoten en het demasqué probeert men in de hand te houden. Wat Nooteboom in 1956 in Boedapest niet zag of wat hem niet opviel, las hij later pas bij Konrád of Moníková, een bewijs voor hem dat de leugens nog zo snel kunnen gaan, maar dat de literatuur ze wel achterhaalt.
CP