Vertaald
Michael Dibdin is een outsider in de misdaadschrijverij die, als bij toeval, in 1988 de hoogste prijs van de Engelse Crime Writer's Association kreeg: de Golden Dagger. Daarom staat dat, elke keer als zijn naam nu ergens genoemd wordt, er meteen bij: winnaar van The Golden Dagger 1988. Het boek waarvoor hij de prijs kreeg, Ratking, is nu in ons land verschenen met een buikband: bekroond! En op de achterkant staat ook nog eens dat die Gouden Dolk prestigieus is. Een gruwelijk modewoord dat gehaat dient te worden, maar het is een feit dat die Engelsen in het misdaadgenre een goede hand van bekronen hebben. (De beste Le Carré, James McClure, Victor Canning, mooie Amblers, P.D Jameses werden er altijd direct uitgepikt.) De Rattenkoning (De Arbeiderspers, 352 p., f 29,50) is geen uitzondering. Het prijzenswaardige verhaal is opgebouwd rond de klassieke antiheld: een bijna uitgerangeerde politiecommissaris die, omdat de politiek dat wil, een klus moet opknappen waar ieder ander zijn handen niet aan wil branden. Een cynicus, die zich al bij zijn nederlaag tegen het leven heeft neergelegd, en die zonder enige verwachting aan zijn taak begint, vervolgens aan alle kanten gemanipuleerd en gebruikt wordt, maar door stug volhouden en gezond verstand overeind blijft. Dat is een oud, maar ijzersterk gegeven en Dibdin voegt er nog twee ‘pluspunten’ aan toe. Het verhaal speelt in Italië, in Perugia - waar Dibdin vier jaar aan de universiteit lesgaf en ondertussen zijn oren en ogen de kost gaf. De plot drijft op de Italiaanse bombast, de sfeer van corruptie en van ijzingwekkend vriendelijke hoffelijkheid terwijl het staal al in de rug geduwd wordt, zindert erdoorheen. En het is prachtig, met ingehouden ironie, be- en geschreven.
Commissaris Aurelio Zen krijgt opdracht de leiding over te nemen van het onderzoek naar de kidnapping van de rijke magnaat Ruggiero Miletti, die al bijna vijf maanden in handen van ontvoerders is. Zen ontdekt al gauw dat de familieleden van Miletti niet zitten te wachten op de terugkeer van het familiehoofd. Het zijn, zoals te verwachten valt, stuk voor stuk rotzakken. Als Zen hun levens en motieven uitdiept, wil Dibdin een enkele keer wel eens dikke planken zagen, maar hij houdt ze allemaal binnen het ijzersterke gegeven. De staarten van de machtige ratten zitten zo verknoopt dat Zens uiteindelijke oplossing geen aardbeving wordt, maar een zachte rimpeling die het verhaal de mooie, vereiste en navrante diepte geeft.
Berichten van Dibdins Engelse uitgever (Faber & Faber) wijzen erop dat de auteur, nu in Oxford, ongetwijfeld onderdruk van die uitgever, aan een tweede boek over commissaris Zen werkt. De andere drie boeken die Dibdin schreef hebben ook met misdaad te maken, maar nog meer met het plezier van schrijven. Zijn eerste, uit 1978, The Last Sherlock Holmes Story, was een niet zo leuke pastiche, net als zijn tweede, iets aardiger: A Rich Full Death. Na Ratking publiceerde hij The Tryst (1989) dat met de nodige beklemming op moord dreigt af te gaan, maar vastloopt in zo'n schijnbaar rationele horrorroman waar Engelsen zo sterk in zijn. Ze zijn verkrijgbaar in de bekende, maar soms moeilijk vindbare Faber & Faber-pockets die, wat crime-fiction betreft, het experiment niet schuwen. In dezelfde serie verscheen ook het intrigerend maffe The Plaver, van Michael Tolkin.