Mythologie
Over dat laatste handelde de tweede studie van Bloch, opnieuw begonnen uit reactie op een vergelijkbaar Duits onderzoek. Dat werd Les rois thaumaturges, een onderzoek naar de genezende kracht die koningen zouden bezitten. Het was een vroeg specimen van wat we nu mentaliteitsgeschiedenis noemen, geschiedenis van collectieve (waan)voorstellingen. Vooruitgang, moderniteit achtte Bloch alleen mogelijk wanneer de mens zich uit die mythologie wist te bevrijden. Dit wetenschappelijk ideaal (annex mensbeeld) schetste hij in een van zijn eerste openbare lezingen, gehouden voor de studenten van Amiens. Zoals gebruikelijk in zijn tijd begon hij de lezing met een ‘klacht’ over de ‘subjectiviteit’ van de alfawetenschappen: nooit was het mogelijk te zeggen wat werkelijk gebeurd was. Op zoek naar een werkelijkheid die uiteindelijk onvindbaar was, schipperde de historicus tussen het mogelijke, het gelogene en het (wellicht) juiste. Maar nooit mocht hij zijn kritische geest verzaken, luidde de boodschap. ‘Als de linkerbuurman zegt dat twee keer twee vier en de rechter dat de uitkomst vijf is, concludeer dan niet dat het juiste antwoord vier en een half is,’ vertelde Bloch zijn gehoor. Deze uitspraak tekent zijn professionele instelling.
Helaas. De woorden werden op het slechtst denkbare moment gesproken, namelijk twee weken voordat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Het verbaast dat ook Bloch enthousiast deelnam. ‘Vol vreugde uitte hij de wens om in een laatste daad van zelfopoffering zijn leven te kunnen geven voor een zaak die hoger was dan de zijne: de toekomstige overwinning van Frankrijk,’ schrijft Carole Fink in haar volledige maar wat matte biografie. Onbegrijpelijk maar waar. Van de eenenveertig leerlingen uit de middelbare schoolklas van Bloch bleven er tien op het slagveld; het eind van de oorlog was het begin van enkele decennia met nog meer ellende en opgeblazener mythologie. Meer bewijzen voor Blochs vooroorlogs gelijk zijn niet nodig. Dat begreep hij zelf ook. Bij het uitbreken van de volgende oorlog was zijn reactie daarom totaal anders. Maar toen was het te laat. ‘Van de meesten van ons (wetenschappers) kan men zeggen dat we goede vaklui waren,’ schreef hij na de nederlaag van 1940. ‘Maar het is zeer de vraag of we eveneens goede burgers zijn geweest.’
Na de Eerste Wereldoorlog kreeg Bloch zijn eerste aanstelling aan de nieuwe universiteit van Straatsburg, een stad die sinds 1871 tot het Duitse Rijk behoord had. Rivaliteit en anti-Duitse gezindheid waren er onvermijdelijk, met alle voor- en nadelen van dien. Een voordeel was dat men in Straatsburg met een schone lei moest beginnen en niet eerst een half leven hoefde te besteden aan het omverwerpen van oude structuren. Zo kon uit de ontmoeting tussen Bloch en Lucien Febvre aan diezelfde universiteit een prachtig historiografisch experiment ontstaan waarvan het resultaat vandaag in iedere bibliotheek en boekhandel te bespeuren is: Annales. Het tijdschrift, opgericht in 1929, is vanzelfsprekend niet de verklaring voor de ommekeer in de geschiedwetenschap maar werd er wel het symbool van. Bloch en Febvre, met in hun voetspoor Braudel, vervolgens Le Roy Ladurie en vele anderen, zijn voor de geschiedschrijving van onze eeuw wat Ranke en zijn leerlingen voor de negentiende eeuw waren: een punt waarin vele lijnen samenkomen. Het kan niet genoeg beklemtoond worden hoe belangrijk in dit verband de uitzonderlijke positie van Straatsburg is: los van het Franse establishment, tegen de Duitse dominantie.