De Held
Wie het literair tijdschrift De Held slechts kent uit de rubriek van Eva Cossee heeft nooit geweten wat voor blad het nu eigenlijk was. Telkens als mevrouw Cossee een nieuw verschenen nummer van De Held besprak, kwam het ons voor dat zij het had over een heel ander tijdschrift van een stel Maximale rabouwen en maakte demonstratief geen melding van wat er wérkelijk in De Held viel te lezen; jawel, óók poëzie van de Maximalen, maar óók proza en poëzie van onder anderen Geerten Meijsing, H.H. ter Balkt, A.F.Th. van der Heijden, Hermine de Graaf, Elma van Haren, Wanda Reisel, Herman Koch en Renate Dorrestein. Haar pogingen De Held en zijn medewerkers te schofferen konden soms heel potsierlijk uitpakken. Zo schreef zij in de gedaante van tijdschriftrecensente over het ‘onleesbare proza’ in De Held, terwijl zij als redactrice van uitgeverij Contact een in De Held gedebuteerde schrijfster van dit zogenaamde ‘onleesbare proza’ binnenhaalde.
In haar bespreking van ons afscheidsnummer (Boekenbijlage, 14 april 1990) meldt mevrouw Cossee dat wij door auteurs als Thomas Rosenboom, Bas Heijne en Kristien Hemmerechts aan de lijst van ‘typische Held-auteurs’ toe te voegen, ons blad postuum zouden opwaarderen. Dit is niet waar. Nergens in ons afscheidsnummer staat dat deze schrijvers ‘typische Held’-auteurs zouden zijn. Wél staan deze auteurs in een door ons samengestelde en in juni te verschijnen bloemlezing van jonge. Nederlandstalige auteurs. Heel duidelijk staat vermeld dat deze bloemlezing een algemeen, inventariserend karakter draagt. Het zou mevrouw Cossee sieren wanneer zij zich in het vervolg wat meer aan de waarheid zou houden, ook als zij een tijdschrift bespreekt waar zij toevallig wat minder van gecharmeerd is.
Amsterdam
Jessica Durlacher,
Peter Elberse,
Joost Zwagerman