Tijdschrift
Literatuur en popmuziek horen bij elkaar als pudding en gisteren, meldt Jaap Boots in zijn inleidende beschouwing bij het Rock ‘n’ Roll-nummer van Adem 1 (jaargang 4). Als je goed luistert kun je het horen. Literatuur maakt, net als muziek, geluid, concludeert hij. Tja, erg verrassend of diepgaand is deze gevolgtrekking niet, net zo min als Jaap Boots' verslag van een avondje herrie maken op het Instituut voor Neerlandistiek. Zijn bandje Incrowd had rock ‘n’ roll gemaakt volgens de allereenvoudigste formule en de studenten waren gesticht door zoveel ongecoördineerde herrie. ‘Even hadden wij de tijd stil gezet, alleen geleefd op adem, ritme en geluid. En hadden we de verveling doorbroken - die van ons en die van het publiek. Even hadden wij geschreeuwd.’ Dat idee van de oerschreeuw en van basale, toch ook banale muziek komt in de meeste bijdragen terug. Jaap Boots geeft de rock ‘n’ roll geschiedenis door Paul van Ostaijen, Lucebert en ook het Cabaret Voltaire waar Richard Huelsenbeck optrad erbij te halen. Bart Chabot gaat in een interview met Boots minder ver terug. Het fraaie hitje ‘Set me free’ van de popgroep The Kinks ligt voor Chabot aan de wortel van zijn muziekervaring. Het is het klassieke verhaal van de boze vader, die schreeuwt of die muziek zachter kan en dan de opstandige puber die luidkeels daartegenin met zijn favoriete nummer de eenduidige boodschap meebrult. Rock ‘n’ roll werd niet geassocieerd met plezier maken, maar met verzet. Lucebert, Achterberg, Remco Campert en A. Roland Holst in zijn laatste bundel Voorlopig verwoordden voor Chabot het rock ‘n’ roll-gevoel en dat is: alles of niets, erop of eronder. Het is een sympathiek gesprek met deze Haagse jongen, die uitlegt waar zijn vitalistische kracht vandaan komt. De levenskracht in zijn poëzie, die hij
uitschreeuwt op het podium heeft zijn wortels in de muziek en in de levenshouding die deze muziek voor hem verwoordde. Nu kijkt Chabot met enige skepsis terug op zijn drie poëziebundels, die hij dan ook niet meer wil laten herdrukken. Hij is alweer op een andere weg. De vitaliteit uit Chabots verhaal staat in schril contrast tot het lome, eindeloze wachten in Martin Brils bijdrage. Bril beschrijft een missie naar alweer Den Haag waar de groep The Birthday Party rond middernacht zal optreden. Daarvoor wordt er een poging gedaan om de lead singers van het groepje te interviewen. Met de nodige ironie tekent Bril het onuitgeslapen stelletje, dat eindeloos op zich laat wachten en dat zich behelpt met bier en whisky en pruilend zeurt om dope. Rick de Leeuw, de zanger van de Amsterdamse groep Tröckener Kecks, draagt een dagboek bij. Tröckener Kecks is een Nederlandstalige rock-band, die volgens de redactie van Adem mooie, soms poëtische liedjes zingt. De groep treedt ten tijde van dit dagboek op in verschillende jeugdhonken en ook in Paradiso. De Leeuw beschrijft goed de landerige sfeer in Meeden en Brummen, waar hun optreden dé uitlaatklep voor de plaatselijke jeugd is. En ook hier weer speelt het wachten totdat alle instrumenten opgesteld staan, de belichting gereed is en dergelijke een moordende rol. Tot slot draagt Jaap Boots nog een kort verhaal bij over zo'n performance in een clubhuis getiteld: ‘Rock 'n' Roll in Knasperen’. Van Ian Dudley en Zbigniew Herben is poëzie vertaald en Chris Keulemans bespreekt de geschiedenis van de meer dan twintig jaar oude band Fleetwood Mac, die na diverse verjongingskuren nog steeds hit op hit heeft. Deze popgroep aller tijden vormt het ijkpunt voor de popmuziek voor Keulemans, hieraan worden de andere groepen en zangers gemeten. Het lijkt erop dat Fleetwood Mac die functie nog wel een poosje zal houden.
EVA COSSEE