Arme Boswell
‘Ik zonk weg in wanhoop. Ik dacht dat eindelijk het moment gekomen was waarop ik gek zou worden. Ik dacht werkelijk dat ik het werd. Ik ging de straat op, en kon zelfs in het openbaar niet ophouden met kreunen en bitter wenen. Ik zei almaar: “Arme Boswell! Is het zover gekomen? Miserabele stakker die ik ben! Wat moet ik doen?” (...) Op deze manier gemarteld, besloot ik om Utrecht te verlaten.’ James Boswell, bekend als de biograaf van de monumentale dr. Samuel Johnson, was een wankelmoedig mens. Dat is juist zo leuk aan hem, dat brengt hem na twee eeuwen nog zeer nabij. Een losbandige ijdeltuit, die tegelijk oprecht probeerde een vroom en respectabel man te zijn, een aartsluie melancholicus, die een enorme collectie egodocumenten heeft nagelaten. Toen hij drieëntwintig werd, kwam hij een jaar in Utrecht studeren. Zijn dagboek uit die tijd is verloren gegaan, maar desondanks bleken brieven en documenten samen een kloek deel van vierhonderd pagina's op te leveren: Boswell in Holland 1763-1764, uitgegeven door Frederick Pottle. Onderhoudende lectuur, en dat niet alleen vanwege de vele Nederlandse woorden of de relatie met Belle van Zuylen die hierin aan de orde komt. Ter gelegenheid van de boekenweek stelde Ed van Eeden voor de Utrechtse boekhandel Van der Galie uit dit materiaal een goed verzorgd boekje samen onder de iets te opgewekte titel Ik voel me welgemoed. Boswell in Utrecht (24 blz., f 9,90) voorzien van een aantal welgekozen afbeeldingen van de Domstad in de achttiende eeuw. ‘Wie genoeg heeft van Londen, heeft genoeg van het leven,’ zei Samuel Johnson en zijn toekomstige biograaf verliet deze bruisende metropool dan ook met een bezwaard hart. Reeds in Leiden viel hij aan wanhoop ten prooi, ongetwijfeld vanwege het vooruitzicht een jaar van zijn leven in Utrecht te moeten doorbrengen. Slechts met de grootste inspanning en met de hulp van opbeurende
brieven van vrienden wist hij aldaar zijn melancholie te overwinnen en aan het werk te gaan. Het boekje geeft daar een aardig beeld van, al moest vanwege de bescheiden omvang heel wat onbesproken blijven. Zo was er een hartstochtelijke, maar op niets uitlopende passie voor mevrouw Geelvinck, een beeldschone jonge weduwe, waar Boswell bijna gek van werd. En dan natuurlijk de relatie met Belle van Zuylen, die volgens hem veel te veel praatjes had voor een vrouw - al waardeerde hij haar vriendschap zeer. Voor die verhouding kan men elders terecht. Hier gaat het vooral om notities als: ‘Utrecht is opmerkelijk in verval. Er zijn hele stegen vol stakkers die geen ander levensonderhoud hebben dan aardappels, jenever, en spul dat ze thee en koffie noemen; en wat het ergste van alles is, ik geloof dat ze zo gewend zijn aan dit leven, dat ze zelfs geen werk zouden aannemen als hen dat werd aangeboden.’ Blijf daar maar eens welgemoed bij.
PvZ