De wereld gaat ten onder aan gebrek aan orde en tucht
J.H. van den Bergs persoonlijke afrekening met de geschiedenis
Hooligans Metabletisch onderzoek naar de betekenis van Centre Pompidou en Crystal Palace door Jan Hendrik van den Berg Uitgever Callenbach, 250 p., f 37,50
Atte Jongstra
De architectuur van Centre Pompidou, voetbalsupporters, Bakoenin, de daklijn van Dorische tempels, de janitsaren, de eerste vrouwenbroek, Louis Napoléon, het ‘pretpakket’ in het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, de Krimoorlog, het ongure uiterlijk van Marat, Robespierre en de nihilist Netsjajev, de mode-cul-de-Paris, de structuur van de waterlelie victoria regia, de Baader-Meinhof-groep, plannen en bouw van het Crystal Palace, het ‘Zuid-Molukse drama’, de ontmoeting Begin-Sadat, een polderjongen met de complete Nietzsche op zak: wie al die uiteenlopende personen, toestanden en gebeurtenissen in één samenhangende historische studie weet onder te brengen, is een man met grote verbeeldingskracht.
In zijn boek Hooligans geeft de metableticus Jan Hendrik van den Berg blijk van een dergelijk combinatorisch vermogen. Het is een wonderbaarlijk samenstel van alle bovengenoemde elementen. Hooligans is een historisch onderbouwde klaagzang op de verwording der cultuur, een mengsel van een grote belezenheid, aandacht voor het vaak verrassende detail en onhistorische oordeelzucht en subjectieve verbanden. Tendentieus, rabiaat reactionair, vaak in onbeholpen proza, vol uiterst aanvechtbare stellingen en bedenkelijke redeneringen. En desondanks een schitterend boek.
Elke periode kent zijn ‘columnisten buiten de gebaande paden’, eenzame scribenten die er vele, vaak wonderlijke meningen op zeer uiteenlopend gebied op na houden. Vaak verkondigen ze hun opvattingen en inzichten in geschriften die ze in eigen beheer publiceren: circulaires, brochures of zelfs hele boekwerken. Uitgaven als De natuurlijke historie van de Filistijn (1895) van de Haagse boekhandelaar Daniel Kiehl, of De waanzinnige waereld door E. van Dieren, Arts (1918): ze worden in geen enkel historisch overzicht genoemd en leiden een triest nabestaan in de ‘guldensbakken’ van het Waterlooplein. Toch tref je in dergelijk, werk vaak een ontstellende eruditie aan, al zit dat ontstellende vooral in de vruchteloosheid van die eruditie. Talloze titels, personen en historische anekdoten passeren de revue, maar veel wijsheid weten de schrijvers er niet uit te putten. Van den Berg is ook zo iemand. Al doet vermelding van zijn wetenschappelijke titel anders vermoeden en refereert de vorm van zijn betoog op veel plaatsen (bijvoorbeeld in een indrukwekkende literatuurlijst) aan de academie, Hooligans voldoet wel in de laatste plaats aan de maatstaven der wetenschappelijke objectiviteit. Van den Berg redeneert, poneert, daagt uit en is ongemeen fel jegens historische figuren. Over Proudhon schrijft hij bijvoorbeeld: ‘Proudhon boog zich onder Napoleons juk. Met genoegen. Hij bewees te zijn wat hij van nature was: de tucht-behoeftige vredebreker. De tot de orde geroepen anarchist, ten voeten uit.’
Crystal Palace; optakelen van een ‘rib’ voor het transept
J.H. van den Berg
Het draagvermogen van de victoria regia, ‘gedemonstreerd’ in de Hortus Botanicus van Leiden
Ook kent Van den Berg veel waarde toe aan portretten - zowel foto's, schilderijen als gravures - van historische personen. Een portret van Marat bijvoorbeeld voert hij aan om diens ‘hooliganisme’ (een term die hij aan de hedendaagse Engelse voetbalsport ontleent) te ‘bewijzen’. Marat zou een spreekwoordelijk onguur uiterlijk bezitten. Ik herkende echter even willekeurig in de trekken van Marat zowel een in het buitenland verblijvende, respectabele hoogleraar Nederlandse Letterkunde, als een buurman in mijn geboortedorp Terwispel, een volstrekt eerzaam kolenhandelaar - geen van beiden de typische ‘terrorist’ waarvoor Van den Berg Marat verslijt. Het is sociaal-criminologie op fysiologische grondslag zoals Lombroso die aan het eind van de negentiende eeuw bedreef, en doet in onze dagen toch op zijn minst merkwaardig aan.