Thrillers
Andrew Taylor schrijft heel aardig over mannen. Dat is het sterke punt van zijn thrillers die nogal erg op zoek zijn naar een samenhangend verhaal. In Blacklist (Fontana, f 18,75) proberen diverse spionagediensten een geheimzinnige dader te vinden, die opruiming houdt onder tweederangsagenten. Een oude mopperkontige Brit die graag het hele milieu met sigarenrook verpest, gaat koppig op onderzoek uit en binnen de kortste keren is er een heel circus van concurrerende agenten bezig. Lang, en eigenlijk tot en met het eind, blijft onduidelijk waarover iedereen zich nu zo druk maakt. Het lijkt erop dat Taylor een dikke pastiche op de spionageroman heeft willen maken, maar het zo subtiel heeft gedaan dat het verschil met een echt voorbeeld hemzelf en de lezer nauwelijks meer opvalt. Tussen alle verwikkelingen door, beschrijft hij smakelijk types uit de verschillende sociale klassen, waaronder de hoge ambtenaar met een onschuldige seksuele perversie.
Afgelopen herfst kon je in de Engelse boekhandelsketen W.H. Smith gratis een audiocassette krijgen waarop P.D. James een kort enthousiast praatje over het misdaadgenre houdt en een acteur enkele stukken van nieuwe misdaadboeken voorleest. Ook het debuut van Frances Fyfield, een Engelse advocate, was voor dit interessante experiment uitgezocht. A Question of Guilt (Mandarin, f 16,55) wordt gepresenteerd als een psychologische thriller, maar het is voornamelijk een ingewikkeld gecomponeerd boek dat in een literaire stijl is geschreven. Het is typisch een boek voor echte lezers die bijvoorbeeld houden van een auteur die heel dicht op scènes zit, zodat je het overzicht mist en die graag werkwoorden vermijdt, van gezichtspunt wisselt en veel bespiegelt. Gerard Reve zou zeggen dat er gelukkig geen normaal mens in het boek voorkomt, te beginnen met de ziekelijk jaloerse oude vrijster die een huurmoordenaar inschakelt om een vermeende rivale uit te schakelen. De twee hoofdpersonen, een vrouwelijke officier van justitie en een politieman, zijn eigenlijk te goed voor deze wereld, maar gelukkig vinden ze elkaar. Het boek overtuigt niet echt, maar het is wel knap gecomponeerd en wie houdt van details, zoals P.D. James die ook zo graag vermeldt, heeft een goede auteur ontdekt.
De tweede spionageroman van Tim Sebastian, een journalist van de BBC die een tijdlang de correspondent in Polen en daarna in Moskou was, heet Spy Shadow (Bantam, f 16,55). Vergeleken met zijn debuut The Spy in Question is zijn thematiek wereldomvattender geworden en zijn stijl theatraler. Niets minder dan een volksopstand in Polen staat te gebeuren die onlosmakelijk is verbonden met een aanval op de positie van de verlichte Russische partijleider. Een verdoemde Britse geheim agent die dacht dat hij zijn lot kon ontlopen door op dansles te gaan, de opstand in Warschau aan het eind van WO II en het voormalige concentratiekamp Auschwitz spelen een belangrijke rol in het verhaal. Het lijkt erop dat Sebastian speciaal John le Carré naar de kroon wil steken, een beroepsverteller die de juiste bezwerende toon bezit om de hele klas ademloos aan zijn lippen te laten hangen. Sebastian leidt de aandacht nog te veel af door te zware accenten en sentimenten die niet helemaal echt lijken. Toch verdient hij ook lof voor het met zwier geschilderde panorama.
Edward Topol, een uitgeweken Rus, houdt van het vertellen van sappige verhalen. In De Kremlin koorts (De Boekerij, f 24,90) maakt Raisa Gorbatsjov, die voortdurend volgens Russisch gebruik Gorbatsjova wordt genoemd, zich vreselijk ongerust. Ze gelooft dat een voorspelling zal uitkomen dat haar man bij een aanslag om het leven komt. Voor de vrouw van een Russische partijleider is dat nauwelijks een ingebeelde vrees en inderdaad blijkt honderden bladzijden lang dat er een gigantische machtsstrijd in Rusland aan de gang is. De nationalistische Pamjatbeweging met hinderlijk antisemitische trekjes is een van de aanstokers. Gelukkig bestaat er nog een dappere, vrouwelijke rechercheur die praktisch geheel in haar eentje Rusland voor een ineenstorting weet te behoeden. Seks, politiek, winkelschaarste, joodse dissidenten en veel onuitspreekbare Russische namen zorgen voor de nodige terzijdes en maken dat het verhaal veel weg heeft van een feuilleton. De achterflap spreekt over ‘een spannende Sovjetthriller’ en dat is ongelogen, maar verder staat er wel een lelijke fout op. De goede lezer moet dat maar als een gratis extra puzzel zien.
Ongegeneerd vuilbekken, stevig drinken en voor elkaar door dik en dun gaan en natuurlijk de maatschappij proberen te beschermen tegen al het falderappes, daarmee heeft de politie het erg druk in Black Sand van William Caunitz (Arrow, f 18,75). Maar denk niet dat agenten alleen maar platte types zijn. Als het moet gaan ze zelfs op zoek naar een antiquarisch exemplaar van de Ilias, dat Alexander de Grote nog in zijn ransel heeft gedragen. Het verhaal begint in Griekenland, maar verplaatst zich al snel naar New York waar men graag grappen maakt over bepaalde Griekse gewoonten, met name op seksueel terrein. Gelukkig weet de lokale Griekse gemeenschap dat men elkaar moet steunen. Op die manier kan een ouderwets jongensboek voor grote kerels onbeschaamd naar een climax toe koersen.
THEO CAPEL