Alles raast en ratelt
Het mechanisch pandemonium van Anton Haakman
Helse machines door Anton Haakman Uitgever Meulenhoff, 144 p., f 27,50
Douwe Draaisma
Romans, verhalen, essays, toneelstukken, gedichten - alles wat we aan literatuur tot ons nemen wordt door die efficiënte papierversnipperaar die we ons geheugen noemen gereduceerd tot flarden. Het gelezene verdwijnt aan de voorkant in het brein, schuift door de messen, blijft de eerste paar tellen nog in keurig rechte reepjes hangen, maar ritselt dan al snel door elkaar tot een hoopje snippers. Na een paar maanden weet je meestal niet meer te reproduceren dan een enkel personage, een flard van een dialoog, een metafoor. Sommige schrijvers stellen zich het geheugen graag voor als een bibliotheek, maar dat lijkt me een typische schrijversfantasie: de lezer is een shredder, zijn geheugen een bak vol literaire confetti.
Wat ik van Anton Haakmans essaybundel Achter de spiegel, verschenen in 1974, na zoveel jaren nog uit mijn geheugen kon opdiepen was het grote aantal optische en akoestische apparaten dat er in voorkwam en de figuur van de zeventiende-eeuwse jezuïetenpater Athanasius Kircher, de excentrieke uitvinder die met camera obscura, muziekautomaten en toverlantaarns een vernuftig spel van schijn, spiegeling en fictie speelde.
Uit Haakmans nieuwste verhalenbundel Helse machines zal me over een jaar of tien waarschijnlijk zijn bijgebleven dat er opnieuw allerlei apparaten en machines in voorkomen en vooral dat ze zo rumoerig zijn: motormaaiers, stoommachines, kettingzagen, vliegtuigmotoren, mitrailleurs - alles raast en ratelt. Vanwaar dit mechanisch pandemonium?
Helse machines bevat vijftien verhalen, alle in de ik-vorm. In het openingsverhaal ‘Stoom’ is de ik-figuur een emeritus hoogleraar in de filologie. Zijn leven was gevuld met woorden, terwijl hij een man van de daad had willen zijn. Als jongen vereenzelvigde hij zich met de modelspoorlocomotief van zijn vriend, een loodzwaar geval dat met blokjes droge spiritus onder stoom moest worden gebracht. Het verlangen naar kracht, dat was de heimelijke drijfveer achter zijn bezigheden. Later geneerde hij zich voor zijn kinderlijke hang naar stoommachines en na de middelbare school ging hij oude talen studeren. Zijn universitaire carrière verliep aanvankelijk voorspoedig. Assistentschappen, een dissertatie en artikelen brachten hem al snel een hoogleraarschap. Maar gaandeweg liepen zijn bezigheden vast in de dagelijkse sleur van het academisch bedrijf. In de laatste jaren van zijn professoraat namen zijn fysieke en mentale kracht snel af. Hij kreeg kwalen, had een veel te hoge bloeddruk en ging vervroegd met emeritaat.
Anton Haakman
bert nienhuis
Terwijl hij zijn dagen slijt in een serviceflat, te midden van het gepruttel en geratel van antiek mechanisch speelgoed en stoommachientjes, komt zijn schoonzoon, een veelbelovende regisseur, met het verzoek om in zijn nieuwste film de rol van ‘professor’ te spelen. Met summiere regieaanwijzingen (‘Doet u maar gewoon zoals u bent, pa’) moet hij een college geven over het gedrag van apen die zijn opgegroeid met een substituutmoeder van ijzerdraad. Ter verlevendiging worden twee echte apen gedemonstreerd.
Het filmcollege wordt een pan. Terwijl de professor oreert over de proeven van Harlow en de theorieën van Bolby (bedoeld zal zijn: Bowlby) verscheurt een van de apen zijn papieren, vreet de krijtjes op, gooit een model van het brein in stukken en klimt tenslotte op zijn hoofd.
Enigszins boven zijn theewater door de hectische dag droomt de professor op weg naar huis overeen nieuw leven, in een huisje in Ca-
Vervolg op pagina 4