Villa Seurat
Vierhonderd brieven, vijfhonderd pagina's, tweehonderdduizend woorden van twee van de betere schrijvers van deze eeuw: natuurlijk is daar ook heel veel moois bij. Miller geeft bijvoorbeeld een uitstekende samenvatting van het Alexandrijnse kwartet, en Durrell mept kort maar krachtig Sexus de grond in om een reden die mij zeer aanspreekt: ‘Maar, mijn lieve Henry, de morele vulgariteit van een groot deel (van Sexus) is artistiek heel pijnlijk. Die silly scènes, zonder betekenis, die geen raison d'être hebben, geen humor, alleen maar kinderlijke explosies van obsceniteiten zijn - wat jammer.’
Samengevat: lezing van deze uitgebreide keuze uit de correspondentie heeft me vaker doen lijden dan beminnen. Dat het geen literatuur is geworden, kan natuurlijk geen verwijt zijn aan de auteurs. Die schreven gewoon brieven aan elkaar, en die waren, daarvan ben ik overtuigd, niet zo vooringenomen met zichzelf, dat ze die, zoals de inleiding dat wil, zorgvuldig bewaarden en met zich meesleepten voor het nageslacht. Ze waren aan elkaars brieven gehecht omdat die brieven voor hen méér bevatten dan wat wij erin kunnen lezen. Niet omdat ze dachten dat we er bij gelegenheid voor naar de winkel moesten rennen.
We moeten nog iets preciezer zijn. Clea zei, dat je drie dingen met een vrouw kon doen: het derde was ‘veranderen in literatuur’. In verband met deze verzamelde brieven betekent dat, dat de redacteur, Ian S. MacNiven, gefaald heeft. Want één miljoen woorden van Durrell en Miller zijn gegarandeerd te veranderen in literatuur. MacNiven is een oude vriend van beide schrijvers. Hij had, zoals hij zelf schrijft, het geluk aanwezig te zijn in Villa Seurat op de dag dat Durrell daar arriveerde en er een feestje begon dat een jaar zou duren. Ik kan me voorstellen hoe MacNiven, en vele andere harde lezers van Miller en Durrell, genieten van ieder woord in deze bundel. Tweehonderdduizend maal. En dat MacNiven slechts met tranen in de ogen het rode potlood heeft gehanteerd. Gezien zijn levenslange ervaring met de auteurs had MacNiven de perfecte gids kunnen zijn voor minder perfecte lezers zoals ik; dat hij dat niet is, komt doordat hij te veel als vanzelfsprekend aanneemt. Er ontbreken veel brieven, natuurlijk, maar MacNiven geeft niet aan of dat door de tijd komt of door zijn selectie, een vraag die des te urgenter wordt omdat de lezer weet dat er nog 800.000 woorden in bibliotheek-collecties liggen. Als het door zijn selectie komt, zou hij samenvattingen van het antwoord hebben kunnen geven. Als Miller bijvoorbeeld schrijft dat hij de doorslag heeft ontvangen van twee brieven die Durrell aan een derde persoon heeft gestuurd, zou ik wel willen weten wat daar in stond. Elke keer als er plannen worden gemaakt voor nieuwe publikaties, voorwoorden en verzamelbundels, zou enige bibliografische informatie op zijn plaats zijn geweest. Verwijzingen naar ander werk van de twee schrijvers worden niet gegeven. Evidente onduidelijkheden worden niet nader toegelicht. In vergelijking met een zeer goed geredigeerd brievenboek als Simon Karlinski's The Nabo kov-Wilson Letters, is deze verzameling een pakketje
opeengestapelde brieven, rechtstreeks van de deurmat.
Er zijn drie dingen die ik nu ga doen. Ik ga een nieuw exemplaar kopen van Sexus, en dat lezen zoals het gelezen moet worden. Ik ga het Avignon Quintet kopen en lezen om daarin vrouwen als Clea en Justine te ontmoeten. Ik ga het brievenboek op de plank zetten.
■