Overspannen
Naverteld klinkt het raadselachtig-sinistere van Een fabelachtig uitzicht veel kinderachtiger. Heeft Ernst Zaalman, die halverwege uit het boek verdwijnt, zelfmoord gepleegd? Is er een waanzinnig medisch experiment op hem uitgevoerd? Heeft ‘de Onderneming’, de naamloze multinational waarvoor hij werkt, de hand gehad in zijn - mogelijk letterlijke - liquidatie? Het kan ook zijn dat voor Zaalmans geheimzinnige verdwijning een eenvoudige verklaring bestaat. De hints daarop staan naast de fabuleuze speculaties van de eekhoorn die, dat wordt allengs duidelijk, last heeft van overspannen voorstellingen: Zaalman kan ook, geheel volgens eigen instructie aangaande de fenol zijn ingelegd. De oververhitte fantasieën van de eekhoorn doen hem huiveren en zijn soms zelfs ‘te veel voor mijn beperkte bevattingsvermogen’. Geleidelijk verliest hij zijn telepathische contact met de psychiatrische inrichting waarin Zaalman - misschien, wie zal het weten - wordt vastgehouden. Opgesloten in een klotsend bad, of accubak - ook dat is allerminst zeker - waarvan het water rood is gekleurd. De witte jassen van het personeel zijn voorzien van een geborduurde spreuk: ‘Mens Sana in Corpore Conservato.’ Grapje?
Gijs IJlander
steye raviez
Wat heel moe maakt aan Een fabelachtig uitzicht is dat alles wat gebeurt ook níét gebeurd kan zijn, of net even anders gebeurd. Net als in De kapper wordt er veel met ‘scalpels’ gezwaaid, er worden hersenen uit schedels gelepeld, en een tweede knaagdier wordt opgezet ditmaal niet ‘levend’ en ‘sprekend’, maar in zijn laatste verschijningsvorm, als lijk. De eekhoorn is in zijn overpeinzingen over het belang van het ‘voor eeuwig’ behouden van het sterfelijke (en wat de ‘wezenlijke’ uitdrukking is van alles) onontdaan over al het griezelige. Het lijkt hem wel wat als ook Zaalmans vriendin zou worden opgezet. Zijn achtergedachten over haar ‘kroezige kruis’ zijn ietwat hitsig: de vitrine waarin Helga naast hem zou kunnen staan zou voorzien kunnen worden van een gordijn ‘eventueel, tegen al te opdringerige blikken’.
Opdringerig, dat lijkt me ook wel een passend woord voor Een fabelachtig uitzicht, voor een roman die er al te veel op uit is om ‘adembenemend’ te zijn, voor een horrorverhaal dat veel filosofische pretenties heeft. Er zijn in het boek reddende passages: de eekhoorn, die spreekt met Reviaanse aanhalingstekens, heeft ontegenzeggelijk gevoel voor stijl, die zelfs aan een platitude als ‘In de verte blaft een hond’ iets moois meegeeft. Het is ook ijzersterk om het gênante van het bedrijven van de liefde te laten zien door de glasogen van een opgezette eekhoorn die een mooi grimmig gevoel voor humor bezit. Maar zielsverhuizingen (in een later gedeelte van het boek identificeert de eekhoorn zich geheel met de man die hem geprepareerd heeft) mogen wonderbaarlijke dingen zijn, er straalt te opzichtig de kitsch doorheen van het eikeltje dat de eekhoorn al die tijd in zijn pootjes blijkt te hebben gehouden.
■