Gedicht
Ein musikalisches Opfer
uit het kleine huis met het ene verlichte raam
Ik kom alleen maar voorbij maar sta stil
en luister met gebogen hoofd als iemand
die krijgt wat er overblijft uit de
overvloed van andermans zegen,
en zo weet ik weer dat de armen nog steeds
in de regen wachten, in stilte hun levens
verdragend als een last zinloze vleugels,
en dat lang gestorven sterren golven van
licht sturen naar de grens van het duister
al zal niemand dat misschien ooit zien,
en dat Bach zelf, laat en alleen,
zijn torenhoge pruik al afgezet, soms
blindelings heeft zitten staren in
Uit: De meester van het winterlandschap. De Arbeiderspers, 56 p., f 29,90