Uitspraken van antimetafysische aard
De losse gedichten van Arjen Duinker
Losse gedichten door Arjen Duinker Uitgever Meulenhoff, 48 p., f 29,50
Rob Schouten
Waarom schrijft een Nederlandse dichter een uitgesproken mediterraan vers? Of laat dit gedicht nr. X uit Arjen Duinkers bundel Losse gedichten soms geen zuidelijke indruk achter? Het sterft van de dichters die ook in hun vakanties nog poëzie sprokkelen. Een mooi en typerend voorbeeld daarvan is Ad Zuiderents ‘Een ander land’, dat eindigt met de dia's thuis: ‘zag ik mijn eigen huis, mijn kast, mijn la, / mijn doosjes, mijn Vaucluse op den duur.’ Haast altijd wordt het buitenland mee naar huis genomen, is het niet thematisch dan toch wel stilistisch; het vers blijft made in Holland.
Niet vaak vind een mimicry plaats zoals in dit gedicht van Duinker. Misschien woont-ie er wel, denk je onwillekeurig. Zijn gedicht (de hele bundel trouwens) heeft die onverbiddelijk zuidelijke, Romaanse toon: het is zintuiglijk, direct, zet geen symbolistische of wijsgerige pet op, tobt niet zichtbaar met de existentie. Ook het soort retoriek doet authentiek aan, met die bezwerende herhaling van de naaktheid der hoek, afgewisseld met (on)frisse straattafereeltjes: pissende kerels, een spugend viswijf dat wat vanaf een balkon schreeuwt.
In zijn vorige (debuut)bundel kreeg je van Duinker nog de indruk dat hij zo'n primitief-exotische beleving van de realiteit ironisch pasticheerde, maar als dat al zo was, dan lijkt hij in zijn jongste produkt toch danig onder de invloed van zijn leveranciers geraakt. Op vrijwel elke pagina kun je wel uitspraken van antimetafysische aard lezen, gecombineerd met het verlangen om de werkelijkheid zonder het pietepeuterige verstand te ondergaan: ‘Laat mij bijna alles en bespaar me details,’ of: ‘Ik bemin wat er zoal is, zoals het is,’ mededelingen waarin een dichter als Pessoa grossierde. Hij noemt zijn gedichten, ook niet voor niks ‘los’, dat wil zeggen onverpakt, beweeglijk, vrij.
Van zo'n direct en dynamisch levensgevoel is ‘Alle hoeken zijn naakt’ het produkt. De geijkte Nederlandse poëzie zou bij de hier beschreven belevenissen de neiging heben in gepeinzen neer te zitten, er een boodschap uit te peuren, er de eigen woordenschat over te smeren. Duinker niet, die doet met het vakantieland mee. En dat heeft een vervreemdend effect want je weet van het omslag: het is een Nederlandse jongen.
Is die poëtische mimicry nu een doelbewust effect of het produkt van een verzuidelijkte ziel? Het antwoord interesseert me eigenlijk
In Córdoba is een hoek waar de mannen pissen
Als hun buik bol staat van het bier,
Zo'n hoek heb je ook in Lissabon,
Zelfs de wind die over de Taag aankomt
Kan hem niet schoon krijgen.
Mij verbazend over de naaktheid van die hoek.
Vanaf een balkon werd geschreeuwd: ‘Wat zoek je?
Jongeman, die hoek is heel speciaal.
Elk jaar vijf doden! Kijk maar eens goed,
De vrouw rochelde en spuugde flink.
En ik, terwijl ik maakte dat ik weg kwam,
Verwonderde mij over de naaktheid van die hoek.
niet zo. Belangrijkste is dat het gedicht door zijn context iets eigenaardigs en aantrekkelijks heeft, dat je er misschien niet in zou zien als het bijvoorbeeld de vertaling van een Spaans vers zou zijn. Maar al lezende begin je langzaam te beseffen dat er wel degelijk een vreemdeling op bezoek is, iemand die ‘heeft staan kijken’, die ‘maakte dat hij wegkwam’, die kortom getroffen en vervolgens verschrikt reageert op de geboden alledaagsheid, en dan wordt het zelfs veelbetekenend dat hij zulke hoekjes in zowel Córdoba als Lissabon kent. Dus tóch een reiziger, een toerist. Maar van het type dat je niet in kathedralen of musea hoeft te zoeken.
■