Rode jongen uit rood nest
De jeugdherinneringen van Frits de Jong Edz.
Herinneringen van een rode jongen door Frits de Jong Edz. Uitgever Stichting Beheer IISG, 86 p., f 17,50
Igor Cornelissen
Frits de Jong, de geschiedschrijver van de Nederlandse arbeidersbeweging, is noch de eerste noch de laatste die te laat begon met het opschrijven van zijn herinneringen. Met drie delen memoires kwam Jacques de Kadt niet verder dan 1945. Hij onderbrak dát werk voor het schrijven van een dikke pil over de wereldpolitiek (zijn allerlaatste waarschuwing tegen de zachten en zwakken van geest, de compromissensluiters met het communisme), en werd ziek. Nooit zullen we dus zijn kijk op de ontwikkelingen van na de oorlog lezen. De Kadt, die een ontwikkeling van extreem links naar uiterst rechts doormaakte was een van de weinige erudiete Nederlandse politici die werkelijk over een visie beschikte.
Frits de Jong (1919-1989) koos voor een wetenschappelijke carrière, al droomde hij er in zijn jonge jaren even van om ooit hoofdredacteur van Het Volk te worden. Erudiet was ook hij, maar zijn politieke Werdegang lijkt in geen enkel opzicht op die van De Kadt. Zoals De Jong het eens tegen mij zei: ‘Ik stond rechts in de SDAP en dus nu links in de PvdA.’ Dat is een uitspraak uit de late jaren vijftig. In zijn Herinneringen van een rode jongen is Frits de Jong niet verder gekomen dan 1937. In nog geen tachtig pagina's is een mooie, vaak intieme schets opgebouwd van zijn leven in en rondom ‘de beweging’. De jaren dat Amsterdam rood was en het Olympisch Stadion dat slechts 30.000 mensen kon bevatten, te klein voor alle 1 Mei-vierders. Een levendig beeld van Amsterdam - Noord waar de familie De Jong in de Van der Pekstraat woonde, schuin tegenover het gezin Vorrink. De verhuizing naar het niet-proletarische Zuid veroorzaakte bij de kleine Frits drift- en huilbuien. De Jong geeft een duidelijk beeld van het familiale karakter van de socialistische beweging in de vooroorlogse jaren. Als ze vanuit Noord naar een vergadering in het Concertgebouw gingen zaten er in de tram alleen maar partijgenoten en er was geen enkele schroom om uit volle borst ‘onze mooie liederen’ aan te heffen. ‘De conducteur is ook vast pg,’ werd vastgesteld omdat de man meezong. Dat pg staat voor partijgenoot wat ook al geen gangbare term meer is.
Het klimaat in Zuid is anders. Op de middelbare school waren bijna alle klasgenoten voor de AVRO. ‘Als we radio hadden, zou ik voor de AVRO zijn,’ liet Frits dapper weten, die daarom niet alleen door de klasgenoten werd geplaagd. Zíjn fiets mocht van het schoolhoofd niet in de poort naar het schoolterrein staan. Er hing een AJC-vlaggetje aan en dat was door het hoofd verboden met de woorden: geen revolutie op school.
Kiekjes uit de kindertijd van Frits de Jong (met dank aan Tonny de Jong-Bree)
Die brave Arbeiders Jeugd Centrale en revolutie... Een aardig boekje dus, maar helaas niet meer, want aan schetsen van dat rode Amsterdam is niet echt gebrek. Ik had willen lezen over de studietijd van de latere hoogleraar in de moderne geschiedenis, zijn oorlogsperiode en zijn jaren, eerst als medewerker en later als directeur van het befaamde Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. En nog weer daarna zijn stellingname in het democratiseringsdebat op de universiteit. Daar is rode Frits door zijn ziekte helaas niet meer aan toe gekomen.
Dat het boekje is geïllustreerd met meer of minder bekende affiches uit die tijd en geen enkele foto bevat van de hoofdpersoon en het rode gezin waarin hij opgroeide, is meer dan ergerlijk. Het boekje had tot een echt document kunnen uitgroeien als we Frits de Jong op dát fietsje met dát vlaggetje hadden kunnen zien.
■