Zelfhulp is de aangewezen weg
Jeffrey Massons ontluistering van de psychotherapeuten
Against therapy door Jeffrey Masson Uitgever Collins, 336 p. Importeur Nilsson & Lamm, f 58,65
Frank Schiphorst
Op tachtigjarige leeftijd beëindigde psychiater John N. Rosen zijn loopbaan. Na een carrière van meer dan vijftig jaar leverde hij op 29 maart 1983 zijn medische licentie in en voorkwam daarmee dat hij zich zou moeten verantwoorden voor het medisch tuchtcollege in Harrisburg (Pennsylvania). Op instigatie van ex-patiënten kon het college Rosen na vijf jaar onderzoek in staat van beschuldiging stellen. Het bewijs was rond voor zevenenzestig overtredingen van de ‘Pennsylvania Medical Practices Act’, vijfendertig overtredingen van regels en voorschriften van de ‘Medical Board’. In de getuigenissen van Rosens patiënten was er sprake van talrijke lichamelijke mishandelingen, vrijheidsberovingen, martelingen, en frequent en uitgebreid seksueel misbruik. In zijn ‘kliniek’ was tenminste één patiënte, de eenendertigjarige Claudia Ehrman, overleden aan de gevolgen van mishandelingen door medewerwerkers van Rosen. Rosen was geen obscure kwakzalver.
In zijn werkende leven was Rosen onder andere hoogleraar en bekleedde hij belangrijke functies in de Amerikaanse gezondheidszorg. In vooraanstaande vakbladen verschenen invloedrijke artikelen van zijn hand. In 1971 werd hij verkozen tot ‘man of the year’ door de American Academy of Psychotherapy. Zijn ‘direct analysis’ maakte school als een revolutionair nieuwe - en volgens Rosen zeer effectieve - behandeling van schizofrenen. Rosen is niet strafrechtelijk vervolgd. Leerlingen zetten zijn werk voort.
De Amerikaan Jeffrey Masson, voormalig Sanskriet-geleerde, ex-psychoanalyticus, ooit beheerder van de Freud-archieven, en drijvende kracht achter de ‘ongecensureerde’ uitgave van Freuds brieven aan Wilhelm Fliess, is tegenwoordig eigenaar en uitbater van een broodjeszaak. Dat hij een hekel heeft aan psychoanalytici, was inmiddels bekend. Andersom wordt hij zoveel mogelijk genegeerd door zijn voormalige vakbroeders. Het publiek waarvoor Masson zijn onderzoek over Freud (The Assault on Truth, 1984) had bestemd, heeft er nooit kennis van genomen. De journaliste Janet Malcolm had Masson in The New Yorker al voor het verschijnen van diens boek zeer doeltreffend de grond ingeboord. In de Verenigde Staten - en ook in Nederland - vonden de gebundelde artikelen van Malcolm meer aftrek dan het boek van Masson zelf. Het mag dan ook een wonder heten dat Masson nog een uitgever vond voor zijn frontale aanval op de gehele psychotherapie.
De gruwelijke praktijken van Rosen staan niet op zich, zo betoogt Masson, maar zijn een uitvloeisel van het fundamentele gebrek aan respect van ‘de’ psychotherapie voor haar patiënten en van het gemak waarmee de samenleving de zorg voor gekneusde zielen aan de deskundigen delegeert. En dat is des te nijpender naarmate therapeuten steeds behendiger worden in het opdringen van hun ideeën aan degenen die zij behandelen. Zoals Jay Haley in 1986, tijdens een Amerikaanse conferentie bezocht door meer dan zevenduizend therapeuten, stelde: ‘Today there is a generation of people who have seriously taken up the career of changing people. (...) They are skilled at getting people to follow their suggestions, including suggestions the person is not aware of receiving.’ Wat voor Haley geldt als een triomf voor de psychotherapie, is voor Masson een schrikbeeld van indoctrinatie en manipulatie. De vaardigheid van het ‘luisteren naar patiënten’ lijkt definitief plaats te maken voor ‘veranderkunde’. De psychotherapeut leert te horen wat hij al dacht te weten ter rechtvaardiging van zijn behandeling.
In een ‘close reading’ van het leven en werk van voormannen als Freud, Jung, Rogers, Perls en Milton H. Erickson legt Masson de wortels bloot van genoemde professionele minachting en bij elk van deze helden vindt de auteur voorbeelden van de rampen die er het gevolg van zijn. Telkens opnieuw blijkt het belang van de therapeut - en diens ‘model’ - zwaarder te wegen dan de geestelijke gezondheid van de patiënt. En telkens opnieuw is de pose van deskundigheid voldoende rechtvaardiging - blijkbaar ook voor de buitenwereld - voor vormen van onfatsoen en machtsmisbruik die in het normale sociale verkeer niet getolereerd zouden worden en zelfs soms tot strafvervolging zouden kunnen leiden.
De patiënt moet maar net het geluk hebben dat hij een aardige, fatsoenlijke en niet al te zelfingenomen therapeut treft. De kans daarop wordt steeds geringer, omdat juist hulpverleners met dergelijke eigenschappen hetzij instorten - het ‘burnt out’ syndroom - dan wel tijdig besluiten elders een carrière op te bouwen.
Massons ‘oplossing’ is simpel: psychotherapie moet worden afgeschaft en zolang het nog niet zover is ontraadt hij eenieder die hulp behoeft in therapie te gaan - de ondertitel van zijn boek luidt: ‘Psychotherapy may be hazardous to your health’. Zelfhulp is de aangewezen weg.
De literaire kwaliteiten van het boek zijn matig: het is slordig opgebouwd - onnodig breedsprakig in sommige hoofdstukken, beschouwingen worden gevolgd door journalistieke passages - en drammerig van toon. Masson had haast. Masson is boos. Daarin onderscheidt hij zich niet van andere auteurs (zoals Alice Miller) die zich zorgen maken over de gevaren van de psychotherapie. En net als die anderen vindt ook Masson geen gehoor bij de ‘officiële’ psychotherapie. ‘Weg met de psychotherapie’ lijkt geen goed begin van de constructieve dialoog. Toch zouden ook de Nederlandse psychotherapeuten dit boek van Masson moeten lezen. De geringe ‘zelfonderzoeksbereidheid’ van psychotherapeuten doet echter het tegendeel vrezen. Zo is bijvoorbeeld de schok van de ontdekking van de aard en omvang van seksueel misbruik binnen het gezin inmiddels vakkundig geneutraliseerd, zonder dat welke psychotherapeutische school dan ook enige verantwoordelijkheid voor het jarenlange bestaan van deze ‘blinde vlek’ op zich heeft genomen. Laat staan dat men zich bedenkt dat er te weinig wordt geluisterd naar patiënten.
Jeffrey Masson
■
Frank Schiphorst is psycholoog