Euthanasiepraktijk
Wanneer de schrijver ziekenbroeder wordt om te vermijden dat hij weer gezeur krijgt met de politie wegens uitvreterij, treft hij onder het klaplopende, dievende, hardvochtige, cynische ziekenhuispersoneel een jonge vrouw die haar werk behoorlijk en zo te zien met liefde uitvoert. Hij raakt met haar aan de praat en stelt vast dat ze eerlijk probeert te leven. Ook zij is arm en eenzaam, maar zij steelt geen kussens, slopen, lakens, tampons, plastic handschoenen of medicijnen voor de zwarte markt, ze gaat niet in diensttijd een tukje doen om maar zoveel mogelijk uren te maken.
Om haar naargeestig bestaan op te vrolijken schrijft hij in een weekend een verhaal voor haar, aan haar gericht als een brief. Het is het vrijdagmorgenverhaal van de verpleegster die hij zag - gewetensvol in de weer met een stervende en haar nabestaande. Na het weekeinde is het verhaal af en de stervende inderdaad gestorven. Het verhaal dat de schrijver schreef, lijkt de geschiedenis trouw te hebben gevolgd.
Maar als hij het haar overhandigt en ze het leest komt het misverstand aan het licht: hij maakt zich van alles net de verkeerde voorstelling. Want de toereikende zorg die hij haar toebedacht, blijkt vooral te bestaan uit een bloeiende en geheel zelfstandig gedreven euthanasiepraktijk. Ook als de schrijver niet schept maar denkt het ontbrekende deel van een zo evidente lijn door te trekken, vergist hij zich deerlijk en slaat aan het fantaseren. Zijn verslag is verdichtsel.
‘Het bizarre schuilt bij Klima in het als normaal presenteren van wat abnormaal is,’ heeft de flaptekstschrijver van de Nederlandse uitgave van Praagse ochtenden verzonnen. Dat is onzin, en die samenvatter heeft er niets van begrepen. Klima presenteert als abnormaal wat in Tsjechoslowakije normaal was geworden en hij neemt daarmee precies de plaats in die we de afgelopen tijd zoveel schrijvers en andere kunstenaars in Centraal-Europa hebben zien innemen. In een wereld die zichzelf noodgedwongen op allerlei ingewikkelde manieren verdubbeld had, kiezen ze voor de morele verantwoordelijkheid orde op zaken te stellen - niet te scheppen, maar toespraken te houden, bonden op te richten, president te worden.
In Praagse ochtenden treffen we de reportages van wie naar buiten ging en zich zeer verwondert over wat hij aantreft. Kijken betekent meedoen, maar meedoen ook becommentariëren. Dat kan een ernstige toon krijgen, zoals in het ziekenbroedersverhaal, maar ook een hilarische. In het kerstsamenzweringsverhaal van de woensdagmorgen komen de schrijver en zijn vriend op onduidelijke manier aan karpers die ze vlak voor de kerst willen verkopen. Dat is een niet ongebruikelijke vorm van bijverdienen in Praag. Ze richtten hun kraam in, oliën hun negotie met smeergelden en worden door de zittende middenstand uitvoerig ingelicht over vals wegen, vals fileren, vals afrekenen en wat je bij verkoop nog meer kunt uitrichten om je eigen verdiensten te vergroten.
Natuurlijk loopt dat niet op lucratieve handel maar op een kastekort uit. Wie diefjesmaat wordt, wordt zelf bestolen, wie zich aan het abnormale aanpast, struikelt. Bij Klima levert dat een adembenemend verhaal op, dat leest als een superieure krantenreportage. Er zitten, als in al deze verhalen. Schwejk-achtige trekjes aan. De wereld is zo bizar dat een argeloze brave borst wel uit moet glijden. Maar zoals soldaat Schwejk door de komische misverstanden waarin hij terechtkomt zijn eigen respectabele oorlog voert tegen een wereld die met gekken bevolkt is, doet Klima dat ook. Zijn ochtenden vullen een week, zeven verhalen lang, en ze staan voor een zonderling tijdperk. Het stemt tevreden dat het op de plaats waar ze zich afspelen inmiddels middag is geworden.
■