Het dozijn van VN
Vervolg van pagina 1
minder argeloze redenen: er is iets mee, een leuke halfgare schrijver, een schrijver met een rampspoedige persoonlijke geschiedenis, een actueel thema of, bij een enkele omroep, omdat het een interessante schrijver is. Het zijn, kortom, heel vaak andere dan louter literaire motieven. M. Februari is met haar debuut De zonen van het inzicht bij mijn weten niet op de televisie geweest, maar dat had binnen de categorie ‘interessante schrijvers’ voor hetzelfde geld gekund. De keuze viel nu eens niet op M. Februari, maar op Frans Pointl, een interessante zondagsschrijver met de extra's van een charmante wereldvreemde, iets dat in het wereldse tijdperk van de televisie al snel opvalt. Dus ontstaat er voor zijn boek een run op de boekhandel, en voor dat van M. Februari niet.
Door het bestaan van deze permanente vertekeningsmachine is het zaak boeken in bescherming te nemen en ervoor te zorgen dat zo min mogelijk niet-literaire motieven hun lot bepalen. In een essay uit 1905 (Books) pleitte Joseph Conrad voor ‘compassion’, voor mededogen voor boeken, omdat ze tamelijk weerloos zijn en op hun weg door de wereld vaak worden gehinderd (soms geholpen) door de meest triviale toevalligheden, een lot dat niet ongelijk is aan dat van mensen. De overmacht van de televisie en van geregisseerde publiciteit, zoals in het geval van de AKO-prijs, maakt de noodzaak van dat mededogen nog groter: te veel boeken worden weggedrukt die anders verdienen.
Het is om al deze redenen dat de critici die in de Boekenbijlage regelmatig over Nederlandse literatuur schrijven een aantal boeken hebben uitgezocht die van een niveau zijn dat ze in een discussie over de toekenning van zo'n enorme zak geld niet mogen ontbreken. Frans de Rover, Jacques Kruithof, Wim Vogel, Diny Schouten en ikzelf bereikten enige consensus over twaalf van dergelijke boeken, maar met een beetje goede wil hadden het er ook dertien of veertien kunnen zijn. Ze hebben er speciaal voor gewaakt dat ze niet aan blikvernauwing zouden lijden: dat ze hun aandacht vooral zouden richten op boeken die net of nog niet zolang geleden zijn verschenen. Een aardig boek dat een maand geleden uitkwam heeft oneindig veel meer kans op sympathie dan een even aardig boek dat in mei vorig jaar is uitgekomen, maar al in de herinnering is weggezakt. Dat is geen moedwil, dat is menselijk, al is het niet minder menselijk je daardoor niet te laten beetnemen. De belangstelling en sympathie voor Frans Pointl is in de weken voor het bekend worden van de AKO-nominaties zo groot geworden dat de prijs al bijna lijkt toegekend, met liefde. Maar als hij de prijs zou krijgen is het gerechtvaardigd je af te vragen in hoeverre dat vooral uit emotioneel opportunisme is gebeurd. Het is een bekend verschijnsel dat men in zijn geheugen moet graven om dat goede boek van augustus vorig jaar in herinnering terug te halen.
Voor het toekennen van een prijs zoals die van de AKO zijn drie redelijke methoden te bedenken: 1. er wordt door een jury onmiddellijk een winnaar aangewezen; 2. er worden niet meer dan drie boeken uitgekozen die volgens de jury in aanmerking komen; 3. er wordt een lijst boeken van vergelijkbaar niveau bekend gemaakt. Voor de laatste methode is hier gekozen.
Het dozijn van VN is allerminst heilig, maar het is een redelijke en rechtvaardige selectie van boeken die op goede gronden met het bandje Genomineerd gesierd kunnen worden. Bij de keuze van deze boeken zijn de criteria niet toegespitst ten behoeve van die ene winnaar, maar is afgegaan op voor deze critici evidente literaire kwaliteiten. Het tweede deel van Eric de Kuypers autobiografische essays, De hoed van tante Jeannot, is net zo intelligent en fijnzinnig als het eerste, Aan zee. Ook al valt voor velen Au pair al snel af, het schrijverschap van Hermans steekt in dit boek nog zo boven vele andere uit dat het in de discussie betrokken moet worden. Ook al is Esprit de corps van Kees van der Pijl al weer geruime tijd geleden (in mei vorig jaar) verschenen, het is een debuut dat een schrijverschap aankondigt. De lichtjager van Marja Brouwers is een veelkantig, met psychologisch inzicht geschreven verhaal dat bovendien nog ideeën bevat. De novellen van Margriet de Moor in Dubbelportret zijn geraffineerd van compositie; in Millemorti van Nelleke Noordervliet moet iemand zich geleidelijk uit een hechte gemeenschap terugtrekken omdat ze min of meer uitgestoten wordt, een thema dat op nog veel drastischer manier wordt aangesneden in Gerrit Komrijs Over de bergen (waarvan de vermeende ‘saaiheid’ alleen maar anders genoemd hoeft te worden om het tot een kwaliteit te maken). Reis naar het kind van Vonne van der Meer is een hedendaagse morele vertelling waarin de consequenties van het verlangen naar een kind worden uitgediept. In De overkant van de rivier bereikt Jan Siebelink een voorlopig hoogtepunt in zijn oeuvre (volgens Frans de Rover), net zoals Hella Haasse met Schaduwbeeld of het geheim van Appeltern, een
documentaire roman over een fascinerende figuur uit de Nederlandse geschiedenis (Joan Derk van der Capellen). Stella Klein, de eerste roman van Hermine de Graaf, doet door het episodische karakter aan haar verhalen denken, maar er ontstaat niettemin een intrigerend en samenhangend verhaal over leugen en waarheid. In Dirk van Weeldens Tegenwoordigheid van geest is de hoofdpersoon zo gegrepen door bepaalde verhalen en personages uit zijn jeugd dat hijzelf én zijn verhaal erdoor in bezit genomen worden. Dit lijken ons de boeken die het licht van de blinkende goudstukken ter waarde van vijftigduizend gulden moeiteloos verdragen.
■