Wie was Hekataios? Hoeveel portiers had Thebe?
Canfora's gegoochel met verdwenen bibliotheken
Het ware verhaal van de Alexandrijnse bibliotheek door Luciano Canfora Vertaling Els van der Pluym Uitgever SUN, 159 p., f 29,50
Ernst Braches
Na E.A. Parsons goed gedocumenteerde en boeiende The Alexandrian Library (1952/67) en na de bijna tweeduizend even erudiete als bescheiden bladzijden van P.M. Fraser: Ptolemaic Alexandria (1972) ervaar ik Luciano Canfora The Vanished Library (1988) als een kostelijke grap.
Ik ben argeloos, opgemonterd door de recensie van Kees Fens in de Volkskrant van 12 februari 1990, begonnen aan Het ware verhaal van de Alexandrijnse bibliotheek. Toen mijn lachlust toenam meende ik eerst dat het lag aan de nauwelijks serieus te nemen vertaling die wordt aangekondigd als ‘uit het Italiaans’. Maar vooral een Engelse herkomst schemert door in passages als ‘Tijdens zijn rondgang door het gebouw maakte Hekataios zo nu en dan aantekeningen over de plattegrond’ voor ‘As he moved on, Hecataeus took note of the building's plan’. Ik amuseerde me over stijlbloemen als ‘Plotseling voelde hij een snerpende pijn in zijn rechterhand die in zijn halfslaap naast hem hing.’
Maar met The Vanished Library in de hand moest ik toegeven dat de vertaler van dit ‘most unusual book of classical history’ mij wel degelijk op het goede been gezet had. Canfora verdient zo'n vertaling van zijn boek, waarvan de Nederlandse titel al het misverstand wekt dat het hier uitsluitend zou gaan over de verdwenen Alexandrijnse bibliotheken uit de oudheid, die gigantische centra van schriftelijke cultuurtraditie en boekproduktie. Canfora voert in zijn boek bijvoorbeeld ook de bibliotheken van het Ramesseum in het Egyptische Thebe en van Aristoteles ten tonele. De Nederlandse titel geeft verder aan dat het gaat om ‘het ware verhaal’. Die pretentie heeft de Italiaanse ‘specialist in ancient literature’ met zijn boek Biblioteca scomparsa beslist niet.
Dat Canfora een klucht bedoelt blijkt uit de onbeschofte wijze waarop hij zijn lezer behandelt. Dat staat haaks op de voorkomendheid die de ware wetenschap siert. Fens had me erop voorbereid. Hij laat zich verstrikken in fictie. Maar wie vaster grond onder de voeten verlangt, moet weten dat Canfora zijn lezer al vanaf de eerste zin laat merken waar die staat. Het gaat over Hekataios van Abdêra die tijdens de regering van Ptolemaios Soter Egypte bezoekt:
‘Wie was die Hekataios en wanneer was dat bezoek?’
‘Onder Ptolemaios Soter.’
‘Maar wie waren dat?’
Canfora gaf geen direct antwoord. Er was een Chronologie in de Engelse uitgave, die de Nederlandse ontbeert. Ik slaagde erin daarmee vast te stellen dat Ptolemaios Soter heerser was over Egypte tussen 323 en 283 v.C. Over Hekataios stond in de chronologie niets, maar wel over zaken als: ‘281 Slag bij Cocupedium. Dood van Lysimachus’. Toen ik probeerde die namen in de Engelse index (ook die ontbreekt aan de Nederlandse uitgave) terug te vinden, ontbraken ze. Weer een grap: een chronologie met zaken die niet ter zake zijn. Maar voor Hekataios was de index gewillig; té gewillig. Hij verwees naar twaalf plaatsen. Ik liep erin. Die verwijzingen kwamen neer op het doorlopen van achtentwintig bladzijden. Daarna begreep ik dat Canfora me weer beet had. Ik was nog niet verder dan dat Hekataios een Geschiedenis van Egypte schreef. Je moet er zelf maar langs andere weg achter komen dat Hekataios van Abdêra een geschiedschrijver was uit het begin van de derde eeuw v.C.; dat hij Alexander de Grote op diens tochten vergezelde; en dat hij auteur was van een Aiguptiaka en geboren werd in Abdêra aan de Tracische kust, een stad waarover in de oudheid Belgenmoppen verteld werden. Canfora speelt met zijn lezers kat en muis.
Vignet omslag van ‘Het ware verhaal van de Alexandrijnse bibliotheek’
Localisering van de bibliotheek van het Ramesseum
Luciano Canfora
Canfora zet je, in strijd met de voorkomendheid die men in dit soort literatuur verwacht, voortdurend voor schut. Heb je de Ptolemaien niet op een rijtje? Ken je hun zustervrouwen niet? Weet je niet dat Thebe in Boven-Egypte (hoofdstuk I-III) een ander Thebe is dan dat van Demetrius (hoofdstuk IV)? Herken je Hypatia niet in de knipoog van die bijzin? Dan verdien je ook niet te zien dat de index de beide Thebes op één hoop gooit.
Canfora speelt in op de snob, knipoogt naar de collega, en doet onbeschoft waar Parsons en Fraser je tegemoetkomen. Is er een kostelijker bespotting van de lezer mogelijk?