[Modern zilver]
Theeservies met bouilloire, toegeschreven aan Christopher Dresser. Meesterteken Hukin & Heath, 1895.
In 1888 werd in Londen de eerste Arts and Craftstentoonstelling georganiseerd, een idee dat enthousiaste navolging vond in veel landen. Het idee om door kunstenaars ontworpen gebruiksvoorwerpen tentoon te stellen vormde een onderdeel van het offensief tegen de liefdeloosheid van alles wat de negentiende eeuw machinaal was gaan vervaardigen: vormen en ornamenten die in vroeger eeuwen met de hand werden gemaakt, werden gekopieerd en aangepast aan mechanische produktie. Eensgezind kon de vernieuwingsbeweging niet worden, want niet alle ontwerpers keerden zich tegen de machine. Tot ver in de jaren dertig, schrijft Annelies Krekel-Aalberse in Modern zilver 1880-1940, handhaafden zich daardoor twee tegengestelde stijlen: de ‘decoratieve’ ambachtelijke stijl en de ‘constructieve’ stijl. De voorstanders van de laatste stijl aanvaardden het gebruik van machines als behorend bij de moderne tijd. Ze verdiepten zich in de mogelijkheden van eenvoudige vormen die geschikt waren voor moderne produktiewijze. Al probeerden firma's als Christofle in Frankrijk, Tiffany's in de Verenigde Staten of Van Kempen en Begeer in Nederland wel alle moderne ontwerpen te verkopen, commercieel konden ze niet overleven zonder de traditionele modellen: ‘Het fraaie moderne zilver dat met behulp van machines kon worden geproduceerd werd slechts door de intellectuele avant-garde gekocht. De introductie van schoonheid in het dagelijks leven werd pas in de jaren veertig en vijftig gerealiseerd, maar dan door een ander materiaal: roestvrij staal. Voor modern zilver was voor de oorlog nauwelijks nog belangstelling. Maar tijden veranderen: nu zijn het gewilde verzamelobjecten.’
(Uitgeverij Meulenhoff, 272 p., f 125,-.)