Godslasterlijke solo
Op 18 september 1990 is het precies twintig jaar geleden dat de wonderbaarlijke gitarist Jimi Hendrix onder tamelijk banale omstandigheden in Londen overleed. Hij had, na een onverstandige avond, enkele slaaptabletten van een vriendin ingenomen. Deze merkte enige tijd later dat hij had overgegeven, maar kon hem niet wakker krijgen om het bed te verschonen. Hendrix ademde rustig, maar er was geen beweging in hem te krijgen. De vriendin raakte in paniek en belde een bevriende musicus, die haar toeschreeuwde een ambulance te roepen. Die kwam en de patiënt werd ter observatie meegenomen. Hij werd op zijn rug in de wagen gelegd. Onderweg moet hij wederom hebben overgegeven, en, door de slaappillen verdoofd, was hij niet in staat om zich om te draaien. Hij stikte dan ook in zijn eigen braaksel. De broeders van de GGD verzekerden de vriendin nog dat alles in orde zou komen, maar Hendrix stierf 's ochtends, zonder bij bewustzijn te zijn geweest. Hij werd zevenentwintig jaar. De laatste drie daarvan was hij reeds een levende legende geweest: een meteoriet die de sterrenhemel had doorkruist en uitgebrand was neergestort. Bij zijn leven waren vijf platen van hem verschenen, maar nu ontstond een complete industrie van tientallen legale en illegale opnamen, zeven videofilms, een bioscoopfilm, honderden artikelen, en niet minder dan vijf biografieën. Er is na die fatale achttiende september 1970 in feite nauwelijks meer een zinnig woord over Jimi Hendrix gezegd. Charles Shaar Murray, een niet al te achterlijke Britse popjournalist, vond een serieuze uitgever bereid een weloverwogen boek aan het fenomeen te wijden. Het werd Crosstown Traffic (Faber & Faber, 247 p., f 30,85). Murray weet veel van muziek. Hij kent zijn klassieken en hij kent hun obscure voorlopers. Hij weet Hendrix als gitarist te plaatsen in de tradities van blues, soul, jazz en pop en hij weet de persoon te verbinden aan zijn tijd, de jaren zestig. De
Star Spangled Banner, het Amerikaanse volkslied, zoals door Jimi Hendrix op Woodstock ten gehore gebracht, is volgens Murray ‘probably the most complex and powerful work of American art to deal with the Vietnam war and its corrupting, distorting effect on successive generations of the American psyche’. Eén man met een gitaar zei in drieënhalve minuut meer over die oorlog dan alle verhalen, memoires en films te zamen, zo stelt Murray. Hendrix laat geen ruimte voor het Rambo-revisionisme van Norris en Stallone, noch voor de solipsistische angst van Coppola of Oliver Stone. De godslasterlijke gitaarsolo van een jonge, flamboyante neger met blank en Cherokee-bloed in zijn aderen, drukte zo beeldend als maar kon uit wat de Amerikanen de Vietnamezen en zichzelf aandeden. Zoals de verschijning Hendrix zelf, in de paar jaar waarin hij furore maakte, de prototypische uitbarsting was van jeugd, talent, lawaai, opstandigheid, vrijheid, psychedelica en openlijke seksualiteit. Kortom: alles wat destijds gezegd moest worden, maar niet kon duren, laat staan goed aflopen. Over Crosstown Traffic (een songtitel van Hendrix) is goed nagedacht. Over de schrijfstijl helaas niet. Het is bijzonder te betreuren dat de auteur heeft gemeend zijn inzichten te moeten verpakken in het soort opgewonden popi-taaltje waar men na verloop van tijd bijzonder moe van wordt. Niettemin is Murrays boek veruit het beste dat tot nog toe over het fenomeen Hendrix is verschenen.
NM