Kinderboeken
Kinderboeken móéten zoveel. Ze moeten spannend zijn, en goed geschreven, ze moeten goed eindigen, en leuk zijn, ze moeten een moraal hebben en dan wel liefst een positieve, ze moeten kinderen serieus nemen en ze van alles en nog wat bijbrengen. En ze moeten begrijpelijk zijn, want aan onbegrijpelijke onzin heeft een kind niks.
Hoe dwingend zijn de eisen voor het goede kinderboek eigenlijk? En wie toetst ze? Kinderen? Volwassenen? Kinderen beoordelen misschien niet zo dwingend: ze willen vermaakt worden, of ontroerd, of geïnformeerd en als dat allemaal kan in een spannend verhaal, dan is dat uitstekend. Als ze niet vermaakt, ontroerd of aangenaam beziggehouden worden, lezen ze het boek niet uit. Zo simpel is dat, maar het is evenzo simpel om vast te stellen dat dat allemaal niets zegt (of weinig) over de kwaliteit van een boek.
Uiteindelijk zijn het natuurlijk alleen volwassenen die zich druk maken over de kwaliteit van kinderboeken. Dat is uitstekend, daar zijn de volwassenen voor, die moeten verder kijken dan hun neus lang is, die horen beter te lezen dan het spannende verhaal alleen, die zijn zelfs verplicht om een boek dat niet zo makkelijk amuseert, informeert of ontroert, nog eens goed te bekijken, als het hun desondanks intrigeert. Daar gaat het om: is er iets geheims aan een boek, iets dat ergens tussen de zinnen zweeft, iets extra's dat heel moeilijk te omschrijven is, maar de lezer prikkelt en opwindt?
Ik vraag het, om terecht te komen bij de derde prijswinnaar van de Libris Woutertje Pieterse Prijs: De dame en de neushoorn van Anne Vegter en Geerten ten Bosch. Bij de prijsuitreiking citeerde juryvoorzitter Jan Blokker uit een recente lezing van Anne de Vries (de schrijver van: Wat heten goede kinderboeken) waarin hij zei dat de twee boeken die eerder de Libris Woutertje Pieterse Prijs wonnen. Annetje Lie in het holst van de nacht van Imme Dros en Lieveling boterbloem van Margriet Heymans, door geen kind gelezen en gesnapt waren. ‘Uitgebreide flauwe kul,’ zo oordeelden sommige kinderen zelfs. Ontmoedigende vonnissen over het werk van de jury van de LWP-prijs, stelde Blokker vast en hij haalde De Vries aan, die jury's die dit soort boeken bekronen verweet dat ze een te rigide, een te eenzijdig literaire maatstaf aanlegden. Door die literaire eisen zou het kinderboek wel eens kunnen verdwijnen, en plaats kunnen maken voor ‘het kinderboek van volwassenen’, vreesde Anne de Vries.
Blokker stelde daartegenover, dat ‘ten aanzien van de cultuur, de cultuurparticipatie en de cultuurconsumptie ons denken altijd normatief is - en ik zou in de gauwigheid ook niet weten wat daar tegen is’. En na zijn ‘lievelingsdictum’ uit Bint van Bordewijk (‘de meester mag niet dalen, de scholier moet klimmen’) te hebben aangehaald, zei Blokker dat begrip en waardering niet zonder gezag, zonder ‘overmacht van mening’ geleerd kunnen worden. Kinderen leren op gezag, of misschien wel onder dwang, lezen en onderscheiden, en al is er weinig garantie dat normatieve regels werkelijk helpen, dat hoeft geen reden te zijn om er maar niet aan te beginnen. Blokker stelde dan ook opgeruimd vast dat de jury van de Libris Woutertje Pieterse Prijs zich door de woorden van Anne de Vries niet in het nauw gebracht had gevoeld en dat de jury zich er zelfs helemaal niets van aan had getrokken. De jury had, net als in vorige jaren, literaire maatstaven aangelegd bij het beoordelen.
Het winnende boek is dus De dame en de neushoorn geworden, geschreven door Anne Vegter en geïllustreerd door Geerten ten Bosch (Querido, f 19,90). Stel dat Anne de Vries' aanhalingen van walgende kinderen representatief zijn (wat dan iets zegt over die kinderen overigens, en de volwassenen die hen met boeken in aanraking brengen), zou dit boek dan dezelfde hopeloze weg gaan als de boeken van Imme Dros en Margriet Heymans? Waar gaat het bijvoorbeeld over, en is het spannend?
Het verhaal is eenvoudig: een neushoorn staat op het strand en wacht op zijn geliefde, iemand met wie hij een mooi verleden deelt. Daar stapt ze al uit een bootje, een dame die op een prinses lijkt. Neushoorn en dame hebben allebei een sleets lapje met pantermotieven: hun herkenningsteken. Als ze elkaar omhelsd hebben, vertelt de dame over het verleden. De neushoorn doet net of hij niets meer weet en wil heel graag het verhaal horen van de dame. Prettig, want zo komen wij het ook te weten: over de vader van de dame die dierentemmer was van támme dieren. En hoe ze op zoek gingen naar wilde dieren, maar alleen maar een paar springende mieren tegenkwamen. En over hoe de dame toen alleen op zoek ging, verkleed in een panterkleed, en zo de neushoorn vond. Ze gaan terug naar de dierentemmer die wel iets ziet in een reizend circus met mieren en de neushoorn en een paar wandelende takken die er intussen ook bij zijn gekomen. Dan besluit de neushoorn weer terug te gaan naar het oerwoud, omdat het oerwoud de neushoorn niet kan missen. Zo scheidden zich de wegen van de dame, die toen nog een meisje was, en de neushoorn. Maar als haar vader zijn dierentemmerspensioen heeft gehaald, gaat het meisje terug naar de neushoorn. En daar eindigt het verhaal, precies zoals het begon.
Een mooi verhaal, spannend zelfs wel. Alleen hele stomme kinderen zullen het niet kunnen begrijpen, maar die snapten ook vast niks van Klein duimpje en De wolf en de zeven geitjes. Daar lijkt dit boek op, omdat het heel erg sprookjesachtig is. Het is natuurlijk een onzinverhaal met die sprekende neushoorn en mieren en takken en zelfs een sprekende boom, maar zo gaat het nu eenmaal toe in sprookjes. Dat geeft niks, het gaat om de manier waarop het verhaal verteld wordt en het gaat over het geheim achter de regels. Dat geheim heeft iets te maken met romantiek, met verlangen en melancholie, met trouw en liefde. Echte grotemensenbegrippen dus, en dat klopt: de geheimen achter kinderboeken zijn precies dezelfde als de geheimen in volwassenenboeken.
En daar komt dan nog bij dat Anne Vegter niet alleen heel goed schrijft, precies, geestig, origineel, maar dat Geerten ten Bosch ook nog heel mooi geïllustreerd heeft: kleurige, kriebelige personages, het meisje met haar gele haar recht naar boven, de neushoorn met zijn lobbesachtige lijf, de brave dierentemmer en de nauwelijks te onderscheiden dansende mieren en takken.
De mensen die dit boek maakten, komen voort uit de groep die vroeger het fraaie blad St. Kitts van de bovenwindse maakten, een verzameling mooi geïllustreerde onzinverhalen, waarbij ik ‘onzin’ als groot compliment beschouw. De avonturen van mevrouw Proper bijvoorbeeld, bekend in de kleine kring mensen die de vijf nummers van St. Kitts ooit lazen, werd geschreven door Anne Vegter, en dat is af te lezen aan De dame en de neushoorn.
Wat kan ik er verder nog van zeggen? De derde bekroning met de LWP-prijs is een buitengewoon verdiende, vrolijke bekroning. Wie, als volwassene (want die hoeven geen kinderboeken te lezen, maar mogen het wel) of als kind dit boek als onbegrijpelijk naast zich neerlegt, verdient de rest van zijn leven geen mooi boek meer.
AUKJE HOLTROP