Hoeden
Aan de deugdelijkheid van eigen waar bestond geen twijfel. Uitgever Jan Tersteeg, die voldoende zakenman was om profijt te trekken van boekjes met Succes-agendaspreuken De kunst van het verkopen en De kunst van het zakendoen, sprak als langdurig CPNB-voorzitter namens het collectief over hoger doelen: ‘Wij willen vooral den jongelingen met de vierkante schouders en de hoeden op één oor, zoowel als den meisjes met de uitgeplukte wenkbrauwen en de roodgeverfde lippen, een deugdelijk stuk lectuur in de hand drukken en hen vermanen: de tijden zijn verbijsterend zwaar en moeilijk. Neem en lees, denk na en kom tot bezinning.’ Ook na de oorlog was de leus op de affiches ‘Lezende menschen zijn gelukkige mensen.’ Voor wie (en voor wat) er eigenlijk reclame gemaakt moest worden, bleef lang een onopgelost dilemma. Het duurde tot 1956 voor CPNB-voorzitter Chris Leeflang de zendingsdrang durfde te relativeren: ‘Waarom,’ vroeg hij zich af, ‘laten we de mensen toch niet rustig begaan die hun geluk en plezier vinden in kippenhouden of duivenmelken, in wielerwedstrijden en voetbalcompetities, in het verzorgen van hun tuin of de hengelsport? Waarom, als zij zich er zo goed bij voelen? Waarom moeten wij hen met alle geweld en ten koste van veel geld en moeite iets gaan brengen waar ze geen behoefte aan hebben en wat ze niet missen? Waar bemoeien wij ons eigenlijk mee?’
Nog weer langer (tot 1966) duurde het tot het besef begon door te dringen dat ‘het’ boek niet bestaat. Er kwam een professioneel bureau aan te pas om dat uit te leggen: Frantzen, Hey en Veltman. De heren van dat bureau toucheerden f 168.676,99 (de helft van het totale budget van de CPNB over dat jaar) voor een campagne waarin ‘Jan de bestsellerspeller’, ‘Joke de liefdesgeschiedenisverslindster’, ‘Frans de detectivelezer’, ‘Peter de sciencefictionfan’ en ‘Wilma de doktersromanassistente’ werd voorgehouden dat lezen fijn, jofel, romantisch of zelfs 't einde kon zijn. Op de ledenvergadering waarin de resultaten werden besproken (er was geen enkel effect merkbaar geweest) vielen bittere woorden. Het effect werd pas zichtbaar op langere termijn: ‘De CPNB pronkte in haar Geschenken uit de jaren tachtig graag en nadrukkelijk met haar letterkundige komaf; het CPNB-drukwerk van de jaren tachtig was dikwijls moeilijk te onderscheiden van wat vanwege Wehkamp of Neckermann in de volksbrievenbussen werd gestopt.’ Wat het aanzicht van al die brave strooibiljetten, raamaffiches, en ‘Boekenmolens’ betreft, moet de vormgever (Kees Nieuwenhuijzen) van De kwadratuur van de kwattareep het in afgrijzen met Blokker eens zijn geweest. Het CPNB-drukwerk staat allemaal bescheiden en chronologisch afgedrukt, maar het prachtig plaatwerk komt van elders: heerlijke foto's van mensen die zich met hartstocht overgeven aan ‘ijdel vermaak’ als bioscoopbezoek, sportwedstrijden, tuinieren, dansen, radio en televisie. ‘Vrijetijdsdoding’ schamperde de boekenbranche met christelijke afkeuring over de concurrerende amusementindustrieën. In De kwadratuur van de kwattareep zijn het de boekahndelaars die terzijde
staan, dapper maar machteloos hun clublied aanheffend als bezwering tegen een goddeloze buitenwereld vol ‘boekheidenen’: ‘Vlieg er eens uit, met een boek.’
■