Willem G. Weststeijn
De Unesco komt in deze tijd jaren te kort voor de Russische literatuur. Terwijl het vorige jaar werd uitgeroepen tot Achmatovajaar, ter herdenking van het feit dat de dichteres honderd jaar geleden werd geboren, wordt thans het Pasternak-jaar (1890-1960) gevierd. Volgend jaar heeft men de keuze tussen Boelgakov en Mandelstam, in 1992 is Tsvetajeva aan de beurt, in 1993 Majakovski. Het begin van de jaren negentig in de vorige eeuw bracht een ongekende hoeveelheid literair talent voort, een geconcentreerde golf genieën, die de Russische literatuur van de twintigste eeuw voor een groot deel heeft bepaald.
Tussen de beroemd geworden dichters en schrijvers van zijn generatie neemt Boris Pasternak een bijzondere plaats in. Meer dan enige andere Russische auteur van zijn tijd is hij het symbool geworden van de ‘onaantastbaarheid’ van de Russische literatuur. Opgegroeid in een prerevolutionair intelligentsiamilieu en als dichter gevormd volgens de beste tradities van dat milieu, heeft hij nimmer een voetval gemaakt voor het communistische bewind, zelfs niet in de zwartste periode van de Stalin-tijd, die hij van het begin tot het einde heeft meegemaakt. Je kunt natuurlijk stellen dat Pasternak geluk heeft gehad: hij is nooit gearresteerd. Anderzijds heeft hij zich, in tegenstelling tot zoveel anderen die bang waren voor vervolging, nooit gecorrumpeerd. Hij heeft zichzelf nooit bevoordeeld ten koste van anderen, is nooit opgetreden als ‘functionaris’. Toen hij dan ook, na de dood van Stalin, zijn magistrale roman Dokter Zjivago publiceerde, betekende dat veel meer dan alleen maar de bekroning van een groots poëtisch oeuvre. Met zijn roman maakte Pasternak zijn volk, de hele wereld duidelijk dat de Russsische literatuur niet dood was, dat kunst sterker, ‘eeuwiger’ is dan terreur.
Boris Pasternak in 1948
sygma/abc
Als dichter en schrijver vertegenwoordigt Pasternak de levende kracht van de kunst. Tegelijkertijd is dat ook het belangrijkste thema dat hij in zijn werk tot uitdrukking brengt. Zjivago sterft aan een hartaanval, maar de gedichten die hij heeft geschreven blijven bestaan; met zijn poëzie overwint hij de dood. Kunst is leven en een bevestiging van het leven. Zjivago verwoordt dat zelf in zijn dagboek als volgt: ‘De primitieve kunst, de Egyptische kunst, de Griekse kunst, onze kunst - dat alles is in een tijdsbestek van vele duizenden jaren één dezelfde enkelvoudige kunst. Daar ben ik van overtuigd. Ze houden een bepaalde gedachte in, een bepaalde bevestiging van het leven die zo alomvattend is, dat zij niet in afzonderlijke woorden ontleed kan worden. Als een korrel van deze kracht in een gecompliceerder mengsel terechtkomt, krijgt dit bijmengsel van kunst op de betekenis van al het overige de overhand en blijkt het de kern, de ziel en de grondslag van het uitgebeelde te zijn.’ Bij Pasternak zijn de elementen kunst en leven altijd onlosmakelijk met elkaar verbonden. Vanaf zijn eerste poëziebundels, zoals Mijn zuster het leven (1922) tot aan zijn laatste werk heeft hij altijd het leven beschreven. Er zijn in zijn werk talrijke passages over het ontwaken van de lente en de scheppende kracht van de natuur. Die natuurbeschrijvingen kun je realistisch lezen, maar ze hebben natuurlijk ook een symbolische waarde, verwijzen naar het leven in het algemeen. In zijn kunst, zijn gedichten, maar ook zijn roman Dokter Zjivago, laat Pasternak zien hoe schitterend het leven op zichzelf is, ondanks alle verwoestingen, terreur, chaos, oorlog en dood. Dat hij te midden van alle ellende van deze eeuw, een ellende die in het bijzonder Rusland ten deel is gevallen, dat weet over te brengen, is zijn triomf als kunstenaar waarvoor velen hem dankbaar zijn.