Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneWanneer je niet langer verliefd bent op Italië, wanneer je hartstochten voor land, volk en cultuur langzaamaan bekoeld zijn, vraag je je af hoe het heeft kunnen gebeuren. En zoals bij het einde van iedere liefde, ben je er tot in het diepst van je hart van overtuigd dat het aan de ander ligt; het is de schuld van het land. Italië is niet langer Italië. Waar vroeger hartstocht was, is nu enkel bezadigdheid, waar je ooit omringd was door onverantwoordelijke schoonheid, staat nu nog enkel mooi bedachte lelijkheid, waar je eens geen twee passen kon zetten zonder verrast te worden, ontmoet je nu alleen nog maar onverschilligheid. Pittoreske armoede heeft plaatsgemaakt voor patserige rijkdom. Waar je vroeger overal het eigene zag, het specifieke, het regionale, overheersen nu gemeenzame EG-gevoelens. Italië is vadsig, zelfgenoegzaam, berekenend, harteloos. En iedereen spreekt opeens Engels. Het is een zware desillusie, omdat je dacht dat het nooit voorbij zou gaan. Je wist wel dat je niet de eerste was, maar je had toch eigenlijk wel het gevoel dat je de enige was. Italië was het land van jouw hartstocht, Rome de stad van jouw eeuwigheid. Nu herken je ze niet meer, ze zijn ontrouw geweest, ze hebben zich vergooid, ze zijn onherroepelijk veranderd. De jongens zijn lelijker, de straten te schoon, de koffie smaakt niet meer, vrienden zijn verhuisd, Pertini is dood, het blijkt er ook te kunnen regenen. Openbaringen blijven uit. Je weet dat het verkeerd is, maar onwillekeurig zoek je ze weer, die openbaringen, en terwijl je door de straten van Rome loopt, wordt je overvallen door een machteloze woede. Alles gaat achteruit! Overal eenvormigheid! Alles lijkt op alles! Overal om je heen de vloek van het marktmechanisme. Grenzen weg: er is nauwelijks verschil meer tussen autochtonen en toeristen. En nog erger: ook de grenzen binnenin jezelf zijn weggevallen. Waande je je ooit moeiteloos in Italië heel iemand anders dan in Holland, nu ben je overal, in Toscane, in Venetië, Rome, Napels, dezelfde als in Amsterdam. En zoals je ooit overal in boeken getuigenissen tegenkwam van mensen die op precies dezelfde manier gevallen waren voor het land, zo vindt je plotseling waar je maar kijkt beschrijvingen van hevige desillusies, van het einde van de grote liefde. De victoriaanse kunstprofeet John Ruskin vervloekte in 1875 zijn geliefde Florence, omdat niets meer was zoals het geweest was (‘Nu rest nog slechts de schim - nee, het lijk - van alles dat ik eens zo liefhad’). De rasschrijver Jan Morris kijkt naar het hartstochtelijke boek dat zij, toen nog James, over Venetië schreef en constateert: ‘De trieste magie is verdwenen.’ Vanuit het voorwoord uit 1982 neemt ze afscheid van haar Venetië van vroeger: ‘Ik wens het al het goede, zal het altijd bewonderen, hoop ten slotte dat ze het zullen laten staan: maar ik ben er niet langer op verliefd.’ Je leest het en beseft dat ook voor jou de tijd gekomen is om afscheid te nemen. Het doet pijn, want zoals bij iedere oprechte liefde, heb je het gevoel dat het eigenlijk niet nodig was geweest, dat er ergens in het verleden iets onbelangrijks en onbenulligs fout is gegaan, dat op het moment zelf gemakkelijk hersteld had kunnen worden. Nu is het te laat. Ieder weerzien draait uit op een teleurstelling, iedere poging tot verzoening eindigt in een mislukking en opent oude wonden. Het is beter als je elkaar een tijdje niet ziet. En zoals bij iedere oprechte liefde, dringen de herinneringen zich aan je op. Alles om je heen lijkt je eraan te willen herinneren hoe mooi het ooit geweest is. Je vindt foto's, hoort bekende liedjes, leest de verkeerde boeken. En iedereen in je omgeving wordt plotseling verliefd; enthousiast komen ze je vertellen hoe Italië hen in zijn greep heeft gekregen, welke onverwachte openbaringen het land voor hen in petto had. En het landschap! En de Italianen! En het eten! En de koffie, de kunst, de romantiek! ‘Het is niet meer wat het geweest is,’ zeg je en op hetzelfde moment krijg je argwaan. En je ziet een oude film van Ettore Scola, Dramma della Gelosia, gemaakt in het begin van de jaren zeventig, de tijd dat je Italië ontdekte, de tijd van de grote openbaringen. En je ziet een land met felle kleuren - paars, geel, oranje - met hevige gevoelens en met een opvallend jonge Marcello Mastroianni en je denkt, zo was het, dat is mijn Italië. En tegelijkertijd zie je jezelf, zoals je toen was, een jongen van twaalf, en op hetzelfde moment weet je van wie je eigenlijk afscheid hebt genomen. |
|