Betoverende zachte porno
De serieuze lichte kost van Vargas Llosa
Lof van de stiefmoeder door Mario Vargas Llosa Vertaling Arie van der Wal Uitgever Meulenhoff, 169 p., f 32,50
Maarten Steenmeijer
Vargas Llosa heeft het zichzelf nooit gemakkelijk gemaakt. Zo heeft hij zich als een van de gezaghebbendste intellectuelen van Latijns-Amerika de woede van velen op de hals gehaald door de ideologische bakens te verzetten toen hij dat nodig vond en de overstap van links naar liberaal te maken.
Ook als schrijver onderscheidt Llosa zich door zijn lef en eigenzinnigheid: nooit heeft hij een roman geschreven die op de vorige lijkt, overigens zonder dat dit heeft verhinderd dat zijn oeuvre zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld tot een van de consistentste van de Spaans-Amerikaanse literatuur.
Moedig was ook de weg die Llosa insloeg na zijn eerste drie romans, De stad en de honden, Het groene huis en Gesprek in De Kathedraal. Deze monumentale zoeklichten op het hedendaagse Peru, Llosa's vaderland, vormen zonder enige twijfel het belangrijkste deel van zijn werk. De alomvattendheid, diepgang en bewogenheid van dit drietal heeft Llosa in geen van zijn volgende romans geëvenaard. Met De oorlog van het einde van de wereld (1981) kwam hij in de buurt, maar door de handeling naar een andere tijd (eind negentiende eeuw) en een ander land (Brazilië) te verplaatsen, maakte Llosa duidelijk dat hij niet nog eens het groene huis wilde betrekken en niet voor de tweede keer een gesprek in De Kathedraal wilde voeren.
De andere romans uit de tweede periode laten nog duidelijker zien dat Vargas Llosa zichzelf heeft willen behoeden voor wat waarschijnlijk half geslaagde pogingen zouden zijn geworden om zichzelf naar de kroon te steken. Het hedendaagse Peru bleef weliswaar aan het geweten van de schrijver knagen, maar de romans waarin dit engagement zich vertaalde zijn veel bescheidener van opzet en vaak ook persoonlijker van perspectief dan Llosa's eerstelingen. De onderschatte roman De geschiedenis van Alejandro Mayta is hiervan misschien wel het beste voorbeeld.
Mario Vargas Llosa
wim ruigrok/de volkskrant
Opvallend in Llosa's tweede, veelkeurige schrijversleven is de frequentie waarmee hij zijn toevlucht heeft genomen tot subliteraire genres. Ook de kluchtige toonzetting hier en daar verbaast na de ernst van De stad en de honden et cetera. De saillantste voorbeelden zijn de uiterst vermakelijke satire op de militaire bureaucratie Pantaleón, de magnifieke persiflage van én ode op het Peruaanse hoorspel Tante Julia en meneer de schrijver en de grimmige politieroman Wie heeft Palomino Molero vermoord? Ze getuigen stuk voor stuk van een grote liefde voor allerlei vormen van verhalen vertellen, vormen die Llosa met een fabelachtige beheersing en met zichtbaar plezier naar zijn hand heeft weten te zetten.
Dit alles lijkt wel een necrologie. En in zekere zin is het dat ook, want na Lof van de stiefmoeder - in 1988 verschenen, nu vertaald - heeft Llosa de pen voor het zwaard ingeruild: zijn politieke activiteiten nemen de laatste jaren al zijn tijd in beslag. Het is onwaarschijnlijk dat daar binnenkort verandering in komt, want het ziet ernaar uit dat Llosa komend voorjaar president van Peru wordt. We mogen Lof van de stiefmoeder dus beschouwen als een (voorlopig?) afscheidscadeautje.
Het boekje is geknipt om cadeau te geven: het is kort, licht verteerbaar, fraai geïllustreerd, vermakelijk maar niet vrijblijvend. Het genre dat Llosa ditmaal zijn universum heeft binnengeloodst is de erotische roman. Een riskante onderneming, zeker wanneer de schrijver niet veel meer beoogt dan een divertimento, zoals Llosa hier. De ondeugende knipoog is snel gemaakt, de erotiek wordt al snel banaal, en dan kan het boek verder ongelezen aan de kant worden geschoven.
Wie een pastiche maakt, ontkomt niet aan de clichés van het genre. Het is de kunst om niet te weinig over te nemen - dan is de pastiche onherkenbaar - maar ook niet te veel, want dan vervaagt de grens tussen echt en pastiche. Wat doet Llosa? Hij voert de lezer op de eerste pagina al direct de soft-pornoliteratuur binnen met zinnen als: ‘Ze was naakt onder het dunne zwartzijden nachthemd en haar blanke, overvloedige, nog altijd stevige vormen leken te zweven in het schemerdonker.’ Maar wie een ‘lekker’ verhaal verwacht, komt bedrogen uit. De ingenieuze intrige, de verrassende structuur, de prachtige karikatuur en de even luchtige als intrigerende koppeling erotiek-religie die Llosa hierna te voorschijn tovert, maken duidelijk dat hij zichzelf ook bij het schrijven van deze lichte kost serieus heeft genomen.