Ab viel op tule
De praktijk van de gelijkslachtelijke liefde
Goed verkeerd Een geschiedenis van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen in Nederland Redactie Gert Hekma, Dorelies Kraakman, Maurice van Lieshout en Jo Radersma Uitgever Meulenhoff, 265 p., f 34,50
Wim Hottentot
O, die openlijk homoseksuele leerkracht aan een christelijke school! De pain-in-the-ass van de confessionele politiek. Alle mensen in Nederland zijn gelijkwaardig, maar sommige, op grond van een speciale - zich christelijk noemende - casuïstiek, ietsje minder. Nederlands vluchtigste en tevens meest constante minderheid veroorzaakt bij onze wetgevende macht zoveel ontreddering, dat er ook in de komende kabinetsperiode geen aanvaardbare wet gelijke behandeling tot stand zal komen.
Hoe kan ik zo paradoxaal van vluchtigste en tevens meest constante minderheid spreken? Omdat ‘het’ niet erfelijk is en evenmin zonder meer sociaal bepaald: niemand wordt geboren in een exclusief homoseksueel milieu of groeit er op. Omdat het homoseksueel verlangen dat de minderheidsgroep definieert, onwaarneembaar is - anders dan bijvoorbeeld een afwijkende huidkleur, taal of culturele achtergrond - en dus verborgen kan worden. En omdat antropologie en geschiedenis ons in grote eensgezindheid verzekeren dat het gelijkgeslachtelijk verlangen universeel is, ook waar er een taboe op rust. Het zal nooit overgaan!
Deze laatste bewering kan ik nu met veel meer stelligheid doen dan bijvoorbeeld twintig jaar geleden, niet in de laatste plaats dank zij eerdere activiteiten van enkele medewerkers aan Goed verkeerd. Het onderzoek is eigenlijk nog maar net begonnen en zo zal het onbepaald lidwoord in de ondertitel van Goed verkeerd wel te verstaan zijn. De geschiedenis van homoseksuele mannen en vrouwen in Nederland kan nog niet - misschien ook wel nooit - geschreven worden.
Goed verkeerd is volgens de flaptekst bedoeld als een soort achtergrondinformatie bij de gelijknamige tentoonstelling die te zien was in het Amsterdams Historisch Museum. Een zekere tijdsdruk blijkt uit een aantal slordigheden, naam- en drukfouten. Het gaat de samenstellers, blijkens de inleiding van Dorelies Kraakman en Gert Hekma, om ‘de veranderingen in houdingen, termen en gebruiken met betrekking tot gelijkgeslachtclijke liefdes, passies en praktijken’.
Goed verkeerd draagt echter en helaas zeer duidelijk de sporen van een hinken op veel te veel gedachten. Kennelijk moesten er ongeveer evenveel mannen- als vrouwenstukken in, een politiek gedicteerd fenomeen dat de ondergang van homostudies als wetenschappelijk bedrijf kan worden. Verder diende er ook modieus aandacht besteed te worden aan homoseksualiteit en onze nieuwe medelanders, maar vooral niet op stigmatiserende wijze. En ten derde moesten er als intermezzi korte, columnachtige stukjes worden opgenomen. Men heeft niet kunnen kiezen tussen een populair-wetenschappelijk boekje dat allerlei nieuwe bevindingen voor een relatief lekenpubliek samenvat (zoals bijvoorbeeld in de al genoemde inleiding wordt gedaan), en een meer op geschoolde homologen/historici gericht werk dat nieuwe informatie aandraagt. Als steeds in dat soort gevallen leidde het compromis tot een onevenwichtig boekje dat iederéén ontevreden stemmen moet.
De twee bijdragen over de Surinaamse mati (hartsvriendinnen) en over seksrelaties tussen Nederlandse mannen en mediterrane of gekleurde mannelijke medelanders komen het niveau van het schoolopstel nauwelijks te boven. Ze herhalen alleen wat al talloze malen is betoogd, namelijk dat elders liefde en seks heel wat minder romantisch bekeken worden dan bij ons, dat seks daar per definitie samenhangt met machtsongelijkheid en dat het huwelijk uit liefde een abnormaliteit van het Westen is. Waarom niet eens een taboe doorbroken, bijvoorbeeld het open geheim dat potenrammerij en homomoord buitensporig vaak etnische Nederlanders als daders hebben en dat de politie daar bij opsporing ook gewoon - blijkens de statistiek terecht - van uitgaat?