Eichmann
Uit de jaren zestig valt vooral haar verslag van het proces tegen Eichmann op en haar opmerkingen over de noodzaak van dit proces krijgen een nieuwe actualiteit in het licht van de recente kritiek op de processen tegen Demjanjuk en Barbie. Ze spreekt haar verontwaardiging uit over mensen die protesteerden tegen dit soort processen, omdat ze het te langdradig vonden, onnodig of een uitnodiging tot antisemitisme. In Gellhorns ogen was het proces essentieel, al erkent ze dat het nooit meer dan een gedeeltelijk verslag kan geven, ‘want het toneel van de misdaad was een heel continent (...). Niemand kan de volledige dimensies van de twintigste-eeuwse mens zien zonder het proces-Eichmann te bestuderen. Verveelt het ons misschien om te horen over het lijden van een volk?’ Ze concludeert, in een van haar mooie, haast onvertaalbare krachtige zinnen: ‘Deadness of imagination, deadness of heart are fatal diseases.’ Dat ze enigszins generaliseert over de pro-joodse houding van de Nederlanders tijdens de oorlog is haar, gezien het gebrek aan gedetailleerde analyses hierover op dat moment, graag vergeven.
Het laatste stuk uit de bundel, ‘The Eighties’, is speciaal voor de gelegenheid geschreven en zou wat mij betreft verplichte eindexamenliteratuur mogen worden voor iedere middelbare scholier. Het is een vurig en geestig pleidooi tegen de onverschilligheid en zelfgenoegzaamheid van de politici van deze decade. ‘In my considered opinion, this decade is infuriating and shabby,’ begint ze, om vervolgens zowel Reaganomics als Thatcherism neer te sabelen. In haar ogen is het enige voordeel dat Amerika boven Groot-Brittannië heeft, het feit dat de Amerikaanse grondwet een maximum van twee termijnen stelt aan het presidentschap. Maar het meest bewogen is Gellhorn als ze zich richt tegen martelingen: ‘Er is geen ontzettender schande in de wereld, hoewel de wereld overvoerd is met wreedheid, dan het bestaan van martelingen.’ Dit thema heeft ze eerder op aangrijpende wijze uitgewerkt in een stuk voor Granta uit 1984.
Martha Gellhorn, 1940
abc
Alleen als ze over Cuba schrijft (‘the only communist success story’) mis ik haar relativerende kritische geest. Afgezien van deze uitzondering, kan ik niet anders dan de persoon van Gellhorn en haar werk bewonderen. Er zijn weinig mensen die zo vroeg, en zo consequent, stelling hebben genomen tegen onrecht en oorlog, en altijd hebben getracht te oordelen op basis van observaties in plaats van ideologieën. Zoals ze zelf bescheiden opmerkt: ‘Mijn hele leven lang heb ik kleine steentjes in een heel grote vijver gegooid, en ik kan niet weten of een van die steentjes ook maar de kleinste rimpeling heeft veroorzaakt. Maar daarover hoef ik me geen zorgen te maken. Mijn verantwoordelijkheid lag in de poging. Schrijvers werken alleen, maar ik voel me niet alleen. Ik behoor tot een wereldwijde kring van mannen en vrouwen die betrokken zijn bij het welzijn van deze planeet en haar minst beschermde inwoners.’ In de jaren negentig, waarin, naar ons voorspeld wordt, de zelfgenoegzaamheid en de cocooning nog meer om zich heen zullen grijpen, zal zo'n eigenzinnige stellingname-node gemist worden.
■