Het knapste jongetje van de klas
Essays over de oude en nieuwe W.F. Hermans
Verboden toegang Essays over het werk van W.F. Hermans Redactie Wilbert Smulders Uitgever De Bezige Bij, 275 p., f 34,50
Frans de Rover
In enkele maanden tijds drie boeken over (nog altijd) De Grote Drie: van G.F.H. Raat Over De avonden; De eerste roman van Gerard Reve (Conserve), van J.A. Dautzenberg Over de sleutel in de kast; over Het stenen bruidsbed van Harry Mulisch (De Bezige Bij) en Verboden toegang over W.F. Hermans, bezorgd door Hermans-specialist Wilbert Smulders.
Raat stelde een boek samen met reacties op Reve's De avonden. Het resultaat is niet opzienbarend voor wie zich enigszins in de Reviana ingelezen had. Maar zo'n boek moet er wél zijn; het brengt wél in één deel veertig jaar receptiegeschiedenis in beeld. Dautzenberg stelde een boek samen over Mulisch' Het stenen bruidsbed. Het is wat rommelig; de samensteller nestelt zich in zijn eigen bijdrage (die ongeveer tweederde van het boek beslaat) wat al te vast op de knie van de schrijver, en verklaart van alles en daardoor ook eigenlijk weer niets over deze roman. Maar zo'n boek moet er wél zijn: voor de verdere studie van Mulisch' oeuvre is het vanaf nu onmisbaar.
Datzelfde geldt met betrekking tot het werk van Hermans voor Verboden toegang. Maar daar komt nog iets bij: dit is zo'n spannend boek! Hier geen bundeling van oude meningen, het is het verslag van een aantal lezingen dat in het cursusjaar 1987-1988 georganiseerd werd aan de voortgezette opleiding voor leraren Nederlands in Utrecht. Academisch, maar met alle lof: wat daar aan voordrachten gehouden is, en in dit boek aangeboden wordt, heeft een buitengewoon verfrissend en stimulerend karakter.
Hoewel ik geen groot liefhebber ben van Hermans' latere werk (met de flauwiteiten in Onder professoren hield in 1975 mijn werkelijk enthousiasme voor Hermans op) lees ik nu toch in de bijdrage van Hella Haasse weer nieuwe gezichtspunten. Zij weet in haar lezing over het ‘vrouwelijke niemandsland’ (het ontbreken van de ouder wordende - menopauzerende - vrouw in de literatuur) aannemelijk te maken dat Hermans juist ten aanzien van oudere vrouwen in Onder professoren en Uit talloos veel miljoenen (1981) ‘de moed heeft de ergocentrische oorspronkelijke creatieve vorm waarbinnen hij zich altijd verschanst heeft, te verlaten om een standpunt in te nemen dat hem dichter bij de “gewone” werkelijkheid brengt. Die verandering gaat blijkbaar ten koste van het in verbittering, eenzaamheid en frustraties wortelende dichterlijke vermogen van zijn jeugd.’