Een façade van deftigheid
Dominique Fernandez en de troebele realiteit van Johann Winckelmann
Signor Giovanni door Dominique Fernandez Vertaling Jenny Tuin Uitgever Arena, 83 p., f 29,50
Eric Gobbers
Elke schrijver, hoe ‘naïef’ hij ook is, heeft een theorie over wat literatuur moet zijn en welke plaats ze in zijn en andermans leven zou moeten innemen. Wanneer een auteur zijn visie expliciteert in een essay of een interview moet men zeer voorzichtig zijn. De ‘veralgemening’ die zo wordt doorgevoerd, is in de meeste gevallen een constructie die dienst doet als verzachter van de vooringenomenheid die de schrijver nodig heeft om iets van waarde voort te brengen. Elke schrijverswaarheid is haar eigen negatie door de uniciteit van het literaire werk.
Dominique Fernandez, de Franse auteur van onder andere Porporino en In de hand van de engel, formuleert zijn credo als volgt: ‘De schrijver van vandaag, opgevoed door Flaubert, Proust en Joyce, wil zich bevrijden van de persoon die hij is. Ik wil integendeel zo dicht mogelijk de man benaderen die ik ben. Niet het soort schrijver, maar het soort mens is van belang.’ Zonder een literaire praktijk is zo'n mening vrijwel verwaarloosbaar, omdat het een schijnbaar eenvoudige vorm geeft aan een onoplosbaar probleem dat altijd heeft bestaan in de literatuur.
De korte roman Signor Giovanni die Fernandez in 1979 publiceerde, maakt door zijn beperkte optiek de opvatting van de schrijver bijna schematisch duidelijk. Op 8 mei 1868 werd de beroemde kunsthistoricus Johann Winckelmann in zijn hotelkamer in Triëst vermoord door Francesco Arcangeli, die in de kamer naast die van het slachtoffer verbleef. De officiële versie luidde dat het om een roofmoord ging, hoewel de dader de goudstukken waar het om te doen was onaangeroerd liet. De hypothese over wat er echt gebeurd is, laat Fernandez toe te verduidelijken wat hem zo stoort aan de scheiding tussen leven en literatuur. Winckelmann was een groot kenner en bewonderaar van de Helleense cultuur en goedgekozen fragmenten uit zijn publikaties bewijzen dat zijn schrijfstijl bepaald sensueel werd wanneer hij de Griekse schoonheidsidealen becommentarieerde, die sterk homoseksueel getint waren. De overal in hoog aanzien staande erudiet, die door Goethe werd bewonderd, was volgens de versie-Fernandez het slachtoffer van twee geestelijke functies die pas twee eeuwen later door Freud benoemd zouden worden: verdringing en sublimatie. Tot aan de laatste dagen van zijn leven zou Winckelmann zijn homoseksualiteit hebben onderdrukt en haar vorm hebben gegeven in een ver doorgedreven esthetisch idealisme. De breuk tussen mens en schrijver was volledig. In Triëst gaat het deksel van de pot: ‘Sombere gedachten, niet meer bestraald door het licht van Hellas; terugval op zichzelf en afdaling in zijn eigen afgronden.’ Fernandez legt er de nadruk op dat de motieven voor Winckelmanns gedrag niet in de lucht zweven. De hele maatschappelijke context hielp mee. De toenemende handelsmoraal die al wat niet produktief was veroordeelde en iedereen dwong tot een façade van deftigheid, de rooms-katholieke moraal die al wat van het huwelijk als norm afweek, banvloekte en de homoseksueel die, wanneer hij niet tol de aristocratie behoorde, tot
‘absolute paria’ werd verklaard en vanuit zijn schuldgevoel de meest sordide en zelfkastijdende weg koos. ‘Winckelmann is het eerste voorbeeld en het historische model voor alle toekomstige “honteuses”.’ Op zich heeft Dominique Fernandez een interessant boekje geschreven, waarin hij zijn homoseksueel engagement niet verbergt, maar het is wel teleurstellend voor de lezer die niet noodzakelijk door dezelfde bril wil lezen en er een indruk van manipulatie aan overhoudt. En over lezen en literatuur komen we eigenlijk niets te weten, omdat Fernandez het schema verkiest boven de troebele realiteit waar de scheidingslijnen vervagen.
■