Si Pepsodent
‘In zijn zienswijze op de dekolonisatie van Indonesië en de (gemiste) kansen van Nederland was hij de meeste landgenoten vooruit; dat gold ook voor de meeste partijgenoten. Hij had gelijk en hij zou het krijgen.’ Aldus Jan Bank in zijn nawoord bij de heruitgave van De Indonesische tragedie van Jacques de Kadt (Van Oorschot, f 34,90). Het is inderdaad opmerkelijk hoe scherp De Kadt in het voorjaar van 1949, op dat moment Tweede Kamerlid voor de PvdA, de complexe situatie in Indonesië doorzag. Eind 1948 was besloten tot de tweede politionele actie, waardoor de kans op een vreedzame dekolonisatie definitief verkeken leek. De socialist De Kadt verweet de Nederlandse regering zowel de kracht van het Indonesisch nationalisme als de betekenis van de meningen in het buitenland schromelijk te onderschatten. Het tragische was vooral dat Nederland zich door deze halsstarrige opstelling de kans liet ontgaan om in het nieuwe Indonesië een rol van betekenis te spelen.
Jacques de Kadt was in mei 1940 met zijn ouders en zijn twee broers Nederland ontvlucht. Voor hem gold niet alleen het joodzijn, maar ook zijn stellingname tegen het fascisme als een bedreiging. Al in het begin van de jaren dertig had hij zich een fervent voorstander van de Indonesische onafhankelijkheid getoond. Toen de latere nationalistische voorman Soetan Sjahrir in Leiden studeerde, leerde deze via De Kadt het socialisme kennen. Nu kon De Kadt, zij het niet vrijwillig, zelf een kijkje in Azië gaan nemen. Bij aankomst in Batavia sloot men de ‘trotskist’ prompt op in het huis van bewaring. Dankzij een handtekeningenactie van intellectuelen (zoals de sociaaldemocraat Bernard van Tijn) werd hij op voorwaarden vrijgelaten. De periode van de Japanse bezetting bracht hij, als alle Nederlanders, in een interneringskamp door. In oktober 1945 deed hij vanuit Jakarta een oproep aan zijn Nederlandse partijgenoten, het recht op zelfbestuur van de Indonesiërs te erkennen.
De Indonesische tragedie getuigt niet alleen van een heldere visie, maar ook van een scherpe pen, want de kracht van dit politieke pamflet ligt mede in de vaart waarmee het geschreven is. Bovendien heeft De Kadt oog voor sprekende details. De kunstmatige glimlach waarmee gouverneur-generaal jhr. mr. A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer zich overal vertoonde, deed de inheemse bevolking denken aan een bekende reclame van tandpasta. Zij noemde hem, naar het Pepsodent-mannetje, ‘Si Pepsodent’. Zo luidt ook de titel van het eerste hoofdstuk van dit boek, dat deze goed verzorgde en van een informatief nawoord voorziene heruitgave, veertig jaar na de soevereiniteitsoverdracht, ten volle verdient.
PvZ