Papieren film
‘Het scenario deugt niet, zoals gewoonlijk.’ Wie zich ten aanzien van andere filmaspecten verschanst achter onvoldoende kennis van zaken, matigt zich wel een oordeel aan over het script. Degenen met inzicht in het filmmétier vonnissen behoedzamer, weten welke stations en mangels een scenario passeert tussen conceptie en première: van gedwongen concessies aan distributeur, sponsors of censor, via de omwerking tot een draaiboek naar de opnamen. Als mise-en-sc̀ene, fotografie, acteurskeuze en -interpretatie dan ook nog tegengestelde accenten plaatsen en geld- of tijdnood tot de botte bijl in scènes dwingt, waarna dan ook nog de montage opnieuw selecteert en ordent en muzieken geluidseffecten voor nieuwe interpunctie en klemtonen zorgen, dan is de afstand tot het oorspronkelijke scenario wel groot geworden. Bij deze stadia kan zoveel onvoorzien misgaan (of een eigen vlucht nemen) dat gelijkenis tussen resultaat en het voorgeschrevene vaak toeval is en de scenarist onverdiend en ongelezen de blaam (of lof) krijgt.
Hooguit van succesvolle films worden achteraf scenario's gepubliceerd. De auteur van een flop wordt zelden gerehabiliteerd met het te lezen bewijs dat hij wel alles goed voor elkaar had. Bovendien wordt voor zulke uitgaven de tekst vaak geredigeerd volgens de voltooide film, zodat blijft verhuld wat allemaal veranderde of verdween. Overigens vallen juist de beste films tegen op papier, kunnen onvergetelijke scènes met moeite gerelateerd worden aan hun banale beschrijving, of blijkt de elementaire dramaturgie met voeten getreden te zijn. Een scenario is niet meer (of minder) dan de springplank vanwaar de film stuurloos in de ruimte zal zweven, plat op de bek landt of met imponerende salto's het gestelde doel haalt: evenzeer gelanceerd door veerkracht van het materiaal als door souplesse van de filmer. Vaak is ‘ondeugdelijkheid van het scenario’ dus de te makkelijke, onrechtvaardige naamgeving aan ondeugdelijke beheersing van het medium.
Uitgerekend in dit land verschijnt nu Het Nederlands Scenario. Ironisch: een viermaandelijks vakblad (uitgegeven door International Theatre & Film Books, Amsterdam, f 18,50) ongesubsidieerd uit dezelfde pot waaruit film- en tv-schrijvers worden ondergehonoreerd en gedoemd tot hobbyisme. Scenariopublikatie daarin kan leiden tot eerherstel van de bekladdde auteur en - beter nog - inzicht vergroten in het filmisch groeiproces. Nummer 1 biedt echter alleen de neerslag van een symposium op de Nederlandse Filmdagen 1989. Het zijn tot afzonderlijke interviews omgebouwde bloemlezingen uit de talk-shows en discussies met scenaristen over (een van) hun films: Gerard Soeteman (over Flesh + Blood), Ger Thijs (over Havinck), Menno Meyes (over onder meer The Color Purple), Jean van de Velde (over Van geluk gesproken) en Chiem van Houweningen (over Medizinmänner). Geanimeerde en soms interessante babbels, maar door hun situatie onvermijdelijk oppervlakkig en niet ḿéer verduidelijkend dan: zoveel hoofden, zoveel zinnen. De keuze van afgedrukte scriptfragmenten lijkt willekeurig, alleen hun onderlinge verschillen zijn curieus. Thijs geeft hoogst summiere scèneaanwijzingen’, Soeteman is het andere uiterste: hij beschrijft niet alleen actie en locatie in details, maar geeft zelfs aan hoe de personages kijken en wat ze erbij denken. Afwijkingen van eventueel bewerkte romanstof of verschil tussen scenario en film komen in de gesprekken slechts terloops aan de orde. Als inleiding op die vijf interviews weet de redactie niets beters dan een korte inhoud van de film die ter sprake komt. Hopelijk blijkt men minder gemakzuchtig in het volgende nummer dat wordt gewijd aan De avonden. Zowel voorgeschiedenis - eerdere vergeefse pogingen de stof dramatisch te verwerken - als ingrijpende
wijzigingen en toevoegingen in de film zelf bieden genoeg vergelijkings- en studiemateriaal.
AvI