Paul Auster
Vervolg van pagina 4
staan vastklampt. Waar niemand meer op het blijvend bezit van ‘de dingen’ kan rekenen, is het vasthouden aan het blote zijn de enige drift die overblijft. Ook dat is een beeld dat wij uit de recente geschiedenis van de jodenvervolging en de vernietigingskampen herkennen. Er komen in Austers land weliswaar ook zelfmoordenaars voor, maar zij worden zorgvuldig in soorten (zoals de Springers en de Renners) beschreven als gold het sekten van krankzinnige fanaten. Onverzettelijk doorploeteren is de basisregel van het bestaan.
Tegenover de vluchtigheid en het verdwijnkarakter van de werkelijke dingen lijkt Auster telkens het conserverende karakter van de taal te stellen. Door ze te verwoorden kunnen de feiten toch hun permanente gedaante krijgen. In Het land komt de praatjesmaker Boris Stepanovich voor, die waarschijnlijk niet zo heet, maar die voortdurend wisselende levensverhalen uit zijn duim zuigt, omdat hij daarin aangenamer kan vertoeven. Er ontstond zo immers ‘een wereld die op zijn wenken kon veranderen, die niet was onderworpen aan dezelfde wetten en ontmoedigende noodzakelijkheden die de rest van ons in hun greep hadden’. ‘Dit maakte hem weliswaar niet tot een realist,’ voegt Auster daar cryptisch aan toe en verwijst waarschijnlijk naar het historisch debat tussen realisten en nominalisten, waarbij de eersten aan algemene begrippen die ons taalsysteem kan aanduiden, ook werkelijkheidswaarde toekenden.
De romans van Auster - in hun lucide, ongecompliceerde stijl - lijken mede pleidooien voor dat standpunt: wat in zijn boeken tot orde en samenhang is gestold, kan niet meer zo gemakkelijk verworden en wegkwijnen als de dingen in de wereld buiten de literatuur.
■