Met witte inkt
Dat Pamela Koevoets prachtige verhalen kan schrijven, waarbij het proza steeds vlak langs de poëzie scheert, en er af en toe zelfs in wegduikt, bleek wel uit haar verhalenbundel Arme engelen. Met het verhaal Groot portret van het water (Uitgeverij Perdu, f 29,75) is ze nog een stapje verder gegaan: sheer bloody poetry, maar dan in proza. De hoofdrollen in het verhaal zijn, zoals zo vaak bij Koevoets, weggelegd voor een jong meisje, getooid met de prachtige naam ‘Eindelijk Vijftien’ en haar moeder, een niet nader aangeduide ‘zij’. Beiden hebben het maar moeilijk met de cynische, harde buitenwereld; dromerige dames, die eigenlijk allebei niet goed snappen waarom de Japie van Nescio nou toch dood moest gaan aan het eind van het verhaal. Eindelijk Vijftien scheurt de laatste pagina uit De uitvreter omdat ze het niet kan hebben. Ze worstelt met haar filosofieleraar, die haar heeft gevraagd een definitie van Vrijheid op papier te zetten. ‘Geluk’, vult ze in op het antwoordstencil en ‘Ergens zitten waar het mooi is en wat kijken en niks zeggen’ zoals de jongens in de verhalen van Nescio dat zo goed konden. Ze vraagt aan haar moeder of dat mag. ‘Haar moeder beziet het vlekkerige blaadje, aarzelt ook. Wil steunen. Probeert uit te leggen dat ze altoos kampt met hetzelfde probleem.’ Dat blijkt wel uit de ‘gesprekken’ van de moeder met haar minnaar, die constant wordt aangeduid met ‘de man’. Die ‘raadt haar aan alles waar ze het over wil hebben maar eens chronologisch, wat feiten betreft, en alfabetisch, wat de indeling in alinea's betreft, om alles maar eens gewoon, ongeveer zoals het telefoonboek maar dan op één A-viertje, op te schrijven om er vanaf te wezen’. Zulke mannen dus. Hoe leg je die het onzegbare uit? Dat een blauwe tram een rivier uit de
hemel is, en dat je de wind om je vingers kan winden, dat glimlachen... en dat Japie... Tja, De poëzie sliert en zwaait door dit verhaal, botst op het harde bonkige proza van de cynische mannen, ketst af en vervolgt haar weg, siepelt door de kieren en heeft uiteindelijk het laatste woord, zij het dat dat woord ‘met witte inkt’ geschreven wordt. Groot portret van het water is een onderdeel van een projectreeks waarin de Stichting Perdu de verhouding tussen de literaire tekst en de vormgeving daarvan probeert open te breken. Me dunkt dat dat al eens eerder geprobeerd is, maar de hernieuwde poging, in dit geval van vormgeefster en beeldend kunstenares Mieke Gerritzen, verdient alle lof. Elke pagina kent zijn eigen vorm, illustratie en ritme, en in de meeste gevallen ‘bijt’ die vormgeving de tekst niet. Nu weer benadrukt Gerritzen de harde mannenkant, dan weer de dromerige vrouwenkant die het verhaal kenmerkt, en gelukkig bedient ze zich nergens van de obligate ‘praatje-plaatje’ vormgeving die al zoveel moois om zeep heeft gebracht, zoals onlangs Tardi met zijn versie van Reis naar het einde van de nacht van Céline. De vormgeving sluit op het verhaal aan als een goede soundtrack bij een film, en samen slagen Gerritzen en Koevoets erin om een behoorlijk eind te komen als het erom gaat uit te leggen wat eigenlijk niet uit te leggen valt. Chapeau.
JB