Gedicht
XII
Mijn gemoed is als de wind.
Ik ben geen tacticus die men prijst
Voor zijn slimme aanpak van wat belang heeft.
Ik hou mijn mond als het me uitkomt
En laat de bomen met rust
Zonder van hen te houden.
In mijn hart is een snerpende ijzige wind,
In mijn hart is een zachte zilte wind van zee.
Geen van beide heeft mijn definitieve voorkeur
Zodat de noord- en de zuidpool
Ik bemin wat er zoal is, zoals het is,
Bemin op weinig doeltreffende wijze.
Ik daarentegen zal absoluut sterven.
Dat is, voor zover ik kan zien, het verschil tussen ons.
Uit de onlangs bij uitgeverij Meulenhoff verschenen bundel Losse gedichten (48 p., f 29,50).