Op zoek naar een verloren lot
De erfenis van de Russische literatuur in Andrej Bitovs ‘Het Poesjkinhuis’
Het poesjkinhuis door Andrej Bitov Vertaling Aai Prins en Gerard Rasch Uitgever Bert Bakker, 418 p., f 49,50
Willem G. Weststeijn
De proloog van Andrej Bitovs roman Het Poesjkinhuis schetst de situatie zoals die uiteindelijk, na een reeks van verwikkelingen, aan het slot van het boek zal zijn: op de vroege morgen van 8 november 196.. blaast er een kille wind over de verlaten boulevards en kaden van Leningrad. De wind vliegt ook door een kapot raam een zaal binnen van een voormalig klein paleis, nu een museum en wetenschappelijk instituut. In de zaal heerst een grote ravage: papieren slingeren over de grond, meubels staan schots en scheef door elkaar, vitrines zijn stukgeslagen en naast een omgevallen kast ligt het levenloze lichaam van een man. Hij is een jaar of dertig oud, aan zijn slapen kleeft geronnen bloed en in zijn rechterhand heeft hij een ouderwets pistool, een museumstuk. Een ander pistool ligt een meter of twee bij hem vandaan; in de loop is een sigarettepeuk van het merk ‘Sever’ gestoken.
Wie op grond van deze proloog een detectiveroman of een spionageroman verwacht, komt bedrogen uit. Wel wordt de lezer georienteerd op een aspect van het boek dat bij verdere lezing van groot belang zal blijken te zijn, namelijk de volstrekte incongruentie van het leven in Rusland in de negentiende en in de twintigste eeuw. 7 november, de feestelijke gedenkdag van de oktoberrevolutie, is geëindigd in moord, negentiende-eeuwse museumstukken zijn vernield, uit een ouderwets pistool steekt honend een sigaret van Sovjetmakelij. Alsof de auteur wil zeggen: deze eeuw en de vorige hebben niets met elkaar te maken, zijn strikt van elkaar gescheiden, in deze tijd is err geen plaats voor de erfenis van het verleden.
Het is zonder twijfel deze niet expliciet verwoorde, maar wel duidelijk in Het Poesjkinhuis aanwezige gedachte die er de oorzaak van is geweest dat de roman pas kort geleden in de Sovjetunie gepubliceerd kon worden. De sympathieën van de schrijver liggen namelijk bij de negentiende eeuw en dit was in 1978, het jaar waarin het boek werd voltooid, nog niet iets dat de almachtige staat wenste te sanctioneren. Ondanks de ook toen voor iedereen evidente tekortkomingen in het Sovjetbestaan moest in elk geval officieel de mening worden gehuldigd dat het leven nog nooit zo goed en ook nergens beter was dan in de Sovjetunie op dat moment.
Bitov stelt de botsing tussen de negentiende en de twintigste eeuw op verschillende manieren aan de orde in zijn roman. De hoofdpersoon van Het Poesjkinhuis is Lev Odojevtsev, telg uit een oude adellijke familie, die in de voetsporen van zijn vader en grootvader een loopbaan zoekt in de literatuurwetenschap. Hij is, net als Bitov zelf overigens, geboren in het ‘rampjaar’ 1937, op het hoogtepunt van de Stalin-terreur, en groeit op in een typisch intelligentsiamilieu. Zijn vader werkt, na jaren verbannen te zijn geweest, in een wetenschappelijk instituut, zijn grootvader, een briljant geleerde, is verdwenen in de kampen en komt pas na de amnestie van 1956 daaruit terug. Hij wil vervolgens geen contact met zijn zoon - de suggestie wordt gewekt dat deze hem heeft aangegeven - maar wel met zijn kleinzoon. Voor beiden is de kennismaking een teleurstelling. Lev, die zijn vader minacht en liever de zoon van een ander had willen zijn, had zijn grootvader sterk geïdealiseerd. Hij vindt echter slechts een man met een ‘geschoren schedel, een gewatteerd jak, leeftijd hoogst onbestemd, van vijftig tot honderd, met een rood, stoppelig, versteend gezicht, dat hem trof door zijn onbezieldheid’. Hun gesprek brengt hen niet dichter tot elkaar. Integendeel, Lev uit zich negatief over zijn vader, wat zijn grootvader in woede doet ontsteken, zodat hij zijn kleinzoon als ‘verrader’ het huis uitjaagt. Verder contact is onmogelijk. Wel zal Lev, na de dood van zijn grootvader, diens nagelaten werken publiceren en een dissertatie schrijven op basis van dat werk.
Andrej Bitov
maurile boyer
Het mislukte contact met zijn grootvader maakt duidelijk dat Lev, ondanks zijn ‘hoge’ afkomst en onmiskenbaar talent, moreel gezien onherroepelijk is aangetast door het Sovjetleven. Dat wordt ook duidelijk in zijn relaties met vrouwen en met zijn schoolvriend Mitisjatev. Hij wordt verliefd op Faina, een vrouw die reeds een keer getrouwd is geweest en tegen wie hij hoog opziet, ook omdat hij denkt dat ze vloeiend Frans spreekt. Hoewel Faina, die haar minnaar bekwaam aan het lijntje houdt, niet veel inhoud blijkt te hebben, is dit geen beletsel voor Lev haar verre te verkiezen boven de veel intelligentere en moreel zuivere Albina, die op hem verliefd is en voortdurend inspringt op momenten dat de verhouding met Faina problematisch wordt.