Tijdschrift
Thrillerschrijver Tomas Ross maakte zich enkele jaren geleden in een geheel aan de misdaadliteratuur gewijd nummer van Bzzlletin boos over het dédain waarmee ‘literaire’ schrijvers het misdaadgenre bejegenden. Sommigen van hen dachten er wel een detectiefje bij te kunnen schrijven als tussendoortje, maar zij kwamen met hun hoogmoed voor den val. Het schrijven van een spannend boek met een anekdote en een goed doortimmerde plot, stelt Ross, is meer een ambacht dan het noteren van enkele autobiografische schetsen wat de meeste Nederlandse auteurs doen. Volgens Ross is er sinds De donkere kamer van Damokles geen spannende literaire roman meer in Nederland verschenen. Uitgerekend W.F. Hermans blijkt zich vlak na de oorlog beziggehouden te hebben met het schrijven van vier deeltjes in de obscure Thriller-serie. Jan Willem van der Ent onthult (nadat Jan Kuiper dat al eerder gedaan had) in Het Oog in 't Zeil jaargang 7, nummer 2-3 de ware identiteit van de auteur van ‘Misdaad stelt de wet’, ‘De leproos van Molokaï, ‘Moord aan de Noordpool’ en ‘De demon van ivoor’, die zich Fjodor Klondyke noemt. Het tweede deeltje uit de Thriller-serie lijkt in veel opzichten op het gelijknamige verhaal in Drie melodrama's concludeert Van der Ent. En het laatste deeltje heeft veel weg van ‘Hermans is hier geweest’ uit hetzelfde boek. De beide versies van deze verhalen schreef Hermans ongeveer tegelijkertijd, denk ik, gezien de datering in Drie melodrama's. Zoals bekend heeft Hermans heel uitgesproken opvattingen over de wetten van de roman. Ook over de detective liet hij zich, zoals Van der Ent terug vond in een stukje in de Barlaeus-schoolkrant, al vroeg heel duidelijk uit. Het zijn ‘sprookjes van de misdaad’ waarin het goede beloond en het kwade gestraft wordt. Helemaal niet conform de
werkelijkheid, dus. Deugd en fatsoen zouden juist in deze boeken ontmaskerd moeten worden, meende de jonge Hermans. In zijn deeltjes uit de Thriller-serie steekt Klondyke dan ook af en toe de draak met het toeval dat het spannende verhaal meestal aan de gang houdt en laat hij inventief bedachte theorieën van de speurder botweg helemaal niet uitkomen. Van der Ent schreef een omvangrijk en boeiend stuk dat nieuwsgierig maakt naar de misdaadomnibus van Fjodor Klondyke alias Willem Frederik Hermans die de Bezige Bij maar zou moeten uitgeven. Dat Klondyke ook de protagonist is van het gelijknamige verhaal in Hermans' Moedwil en misverstand meldt Van der Ent overigens niet. Willem Maas schrijft over de haat-liefdeverhouding die Hermans had tot Jacques Gans. Gans leefde aanvankelijk als bohémien en compromisloos schrijver en kon zo op de sympathie van Hermans rekenen, maar eindigde als journalist voor de Haagse Post en De Telegraaf. Hoe Hermans over journalisten oordeelt weten we, dus dat Jacques Gans uiteindelijk een plaatsje krijgt in Mandarijnen op zwavelzuur is niet verwonderlijk. Hij krijgt zelfs nog een domme rol toebedeeld in ‘Hermans is hier geweest’, ontdekt Maas. Ineke Kester had een vriendelijk en informatief interview met Hermans. De gevreesde schrijver toont zich hier een aardige babbelaar, die voor de echte fans van Hermans hier niet veel nieuws zegt. Nico Keuning laat het allereerste, allerechtste prozadebuut van Gerard Reve afdrukken in Het Oog in 't Zeit een heel serieus stuk over de arbeidsproblemen na de oorlog, getiteld ‘Arbeiders herwinnen hun vrijheid’ gepubliceerd in Uitkijkpost, een blad voor durvers. Dit was en is een plaatselijk krantje voor de regio Heiloo in Noord-Holland dat is voortgekomen uit het illegale drukken door het verzet. Eveneens bijzonder zijn de postuum gepubliceerde herinneringen
van de Boris Anrep aan de dichteres Anna Achmatova.
EVA COSSEE